74.Wat is er mis met…? Enkele objectieve kanttekeningen bij “Links kan gewoon niet tegen zijn verlies”.

Normaal gezien houd ik me aan de grenzen van deze blog: ik kies een onderwerp, meestal iets levensbeschouwelijk of uit het brede veld van de kunst, en probeer heel kort en bondig en met lekker veel diverse bronnen iets zinvols te vertellen hierover. In mijn achterhoofd zitten mijn leerlingen, van een derde economie tot een zesde sociaal-technische wetenschappen. Het idee is om laagdrempelig te zijn maar niet kinderlijk, informatief maar toch ook een beetje leuk om te lezen.

Daardoor sneuvelen veel ideeën bij voorbaat. Heel vaak kriebelt het om iets breed maatschappelijks te bespreken of een concrete uitspraak, of ergens mijn eigen licht over te laten schijnen, maar dan houd ik me in en vloek ik een beetje op Facebook. Maar toen ik gisteren struikelde over dit interview, bedacht ik me dat objectief zijn net heel erg nuttig kan zijn om een subjectief punt te maken.

Mijn subjectieve punt is dit: Maarten Boudry is een slechte filosoof (in dit interview), en zegt ethisch onverantwoorde dingen.

En hier volgt mijn objectieve analyse. [Ik ga me beperken tot Boudry’s aandeel in het interview, want alleen hij moet zich aan filosofische standaarden houden, en tot wat er in dit interview neergeschreven staat. Hopelijk heeft hij zelf niet alles exact gezegd zoals het er staat, en geen toestemming gegeven dit zo te publiceren.]

 

 

  1. “Racisme is van alle tijden.”

Dit is een zinledige uitspraak. Dat wil zeggen: het betekent niets. Het is niet zinloos (de zin dient duidelijk een doel) en niet betekenisloos (anders zou het gobbledigook zijn) maar die betekenis heeft geen verdere inhoud. Zoals Gouden bergen dromen dagen. Dat betekent iets, maar het vertelt je helemaal niks.

Waarom?

Ten eerste is niets in deze zin concreet gedefinieerd: wat is racisme, bijvoorbeeld? Kan jij dat, hupsa, zo uitleggen? Ik werk al een paar maanden aan blogpost over die vraag, en hoe meer ik lees hoe meer ik besef dat ik die vraag helemaal niet kan beantwoorden. Racisme is immers een concept waar heel veel verschillende handelingen en ervaringen aan vast gehangen worden [x]. De slavenhandel vanuit Afrika naar de andere continenten, bijvoorbeeld, was duidelijk een racistische praktijk: het kon geen kwaad om handel te drijven in zwarte mensen, want dat waren duidelijk minderwaardige mensen. Maar slavernij is niet altijd racistisch gemotiveerd, of gerechtvaardigd. Slavernij is op zich iets louter economisch.

Het niet aannemen van iemand omwille van zijn etnisch gekleurde naam lijkt mij racistisch, d.w.z. gemotiveerd door ras. Maar is dat zo? Wat als een blanke persoon Ibraham El Kaddhouri heet, en je neemt hem niet aan? Is dat racistisch? Is het je aanname dat blanke mensen geen islamitische naam hebben die racistisch is? En als je alleen iets tegen moslims hebt, is dat dan racistisch? [x]

Wat bedoel je met een ras? Huidskleur? Etniciteit? Nationaliteit? Cultuur? Het lijkt duidelijk dat we niet dat laatste bedoelen, maar wat dan wel? Waar ligt de grens? Als we vinden dat mensen die in België geboren zijn toch geen echte Belgen zijn omdat ze nog steeds gebruiken hebben van hun ouders of grootouders… is dat dan racistisch? Of gewoon xenofoob?

En wat zijn alle tijden? Hoever gaat Boudry terug in de tijd? Tot bij de Romeinen? Tot bij de eerste geschreven bronnen? Zijn er al racistische grottekeningen in Lascaux? Kan je iets zinvol zeggen over racisme bij de eerste mensen? Zouden ze bijvoorbeeld racistisch geweest zijn t.o.v. de Neandertahlers? (Ons DNA zegt alvast van niet [x].) Wat is dat: alle tijden?

En wat impliceert alle tijden? Dat het iets typisch menselijks is? Dat het in ons DNA zit om racistisch te zijn? Dat het iets is wat we van heel vroeg aanleren of aangeleerd krijgen? Dat het te maken heeft met ons sociaal gedrag, of met territoriumdrift? Hoeveel ervan is nature, of nurture? En als het nu eenmaal menselijk is, is het dan ook oké? Gelooft Maarten Boudry in natuurwetsdenken?

En dat is het tweede probleem: de onterechte veralgemening. Je zou kunnen (maar dat doet Boudry niet) verwijzen naar bronnenmateriaal uit eerdere periodes van onze geschiedenis en dat vergelijken met nu. Je zou daarvoor wel een concreet gedefinieerd begrip van racisme moeten hebben (en dat heeft Boudry niet) of misschien een aantal handelingen van mensen die je als racistisch omschrijft (bv. het ontzeggen van woningen of jobs aan mensen met een etnische herkomst die niet die van de meerderheid is). En dan vergelijken: is er meer of minder van dat soort informatie over vroeger, of over nu? Natuurlijk moet je in je achterhoofd houden dat er problemen zijn met dat soort vergelijkingen (ik kom daar later op terug), maar dat zou een zin als ‘Racisme was ook al aanwezig bij de vorming van België, en waarschijnlijk even sterk’ betekenisvol kunnen maken.

Maar dat gebeurt hier niet: van alle tijden? Echt? Lijkt me straf. Een filosoof weet dat zinnen waarin ‘alle’ of ‘iedere’ voorkomen sowieso gevaarlijk zijn: het risico op een foute of onterechte veralgemening is te groot. ‘Ik ben een vrouw, ik hou van Luke Evans, alle vrouwen houden van Luke Evans’ is een duidelijk voorbeeld van zo’n onterechte veralgemening (jammer genoeg, zou ik zeggen [x]).

Ironisch, want ‘ik ken een paar voorbeelden uit andere tijden van racisme dus racisme is van alle tijden’ heeft een beetje dezelfde structuur. Racisme heeft dezelfde structuur: ‘Ik vind dat de Afrikanen die ik al ontmoet heb onbeleefd zijn, dus alle Afrikanen zijn onbeleefd’; ‘Deze Arabieren hebben een bomaanslag gepleegd dus mogelijks plegen alle Arabieren bomaanslagen’; ‘Heel wat Belgen stemmen op een racistische partij, dus alle Belgen zijn racistisch’.

 

 

  1. “Ik geloof niet dat racisme toeneemt[.]”

Het is al positief dat deze zin begint met Ik geloof. Dat plaatst het meteen stevig in de categorie van de mening. Maar zelfs ALS mening is het een filosoof onwaardig.

Zoals ik daarnet al zei: wat is racisme? En hoe heb je gemeten dat het toeneemt of afneemt of hetzelfde blijft?

Laat ik beginnen met een totaal ander voorbeeld: auto’s. Ik hoorde onlangs op een Amerikaanse nieuwszender dat er nu meer auto’s rondrijden dan in de jaren ’90. Stel dat we die vergelijking in België zouden willen maken. Wat zouden we dan kunnen doen om die informatie te verzamelen?

Om te beginnen is het relatief duidelijk wat we bedoelen met een auto: een motorvoertuig op vier wielen dat zichzelf vanzelf voortbeweegt [x]. Is een busje een auto? Is een vrachtwagen een auto? Is een toerbus een auto? Is een quad een auto? Dat is een discussie die we relatief gemakkelijk zouden kunnen beslechten, afhankelijk van waarom we ons de vraag stellen: als het gaat over of mensen bijvoorbeeld minder auto’s hebben, dan kunnen alle economische transportvoertuigen misschien best van de lijst af. Maar als het gaat over files en de bezetting van het wegennet, dan kunnen we best zoveel mogelijk verschillende voertuigen meetellen.

We hebben in België ook het voordeel dat elke wagen apart verplicht verzekerd moet zijn [x]. We kunnen dus alle verzekeringsmaatschappijen vragen hoeveel polissen ze afgesloten hebben in één bepaald jaar, om een ruwe schatting te maken. Zelfs rekening houdend met het aantal mensen dat zich hier niks van aan trekt en illegaal rondrijdt (en dat zouden er best wel veel kunnen zijn [x]), moet dat ons enig idee geven.

Hopelijk heeft iemand voor ons al hetzelfde onderzoek gedaan in de jaren ’90, met dezelfde parameters (d.w.z. welke voertuigen er precies meegeteld worden, hoe er geteld geweest is, enz…). Indien niet, wacht ons de moeilijk taak om aan al die verzekeringsfirma’s te gaan vragen om in hun archieven te duiken en te kijken naar verzekeringen uit bijvoorbeeld het jaar 1996.

Als we al die absolute cijfers kunnen verzamelen, kunnen we dan een goede vergelijking maken? Nee, toch niet, want er zijn nog een aantal factoren die meespelen. Bijvoorbeeld: is de bevolking ondertussen gestegen, of gedaald? Het zou kunnen dat er nu honderdduizend auto’s meer rondrijden dan in 1996, maar als de bevolking ondertussen gestegen is met een miljoen, dan betekent dat misschien een lichte daling in het aantal auto’s per inwoner, of per gezin? Is de prijs van een autoverzekering ondertussen gestegen, of gedaald? Als de verzekeringen duurder geworden zijn, dan zou het kunnen dat er nu veel minder mensen verzekerd rondrijden, en dat de cijfers van vandaag veel minder betrouwbaar zijn dan die van 1996. Zijn de straffen voor niet-verzekerd rondrijden strenger geworden? Want zo ja, dan zouden er net veel meer mensen wel verzekerd kunnen zijn nu die dat niet waren in 1996. Enzovoort…

 

 

Het leek een simpele vergelijking, maar het blijkt toch wat meer voeten in de aarde te hebben. Stel je nu eens voor dat je dezelfde oefening gaat doen, maar met racisme. En racisme, zoals we daarnet al zagen, is een heel vage term. Dat is niet van de categorie ‘auto’s’, maar eerder van de categorie ‘mobiliteit’. Een vraag als Is er nu meer racisme dan in 1996? is dus vergelijkbaar met de vraag Zijn mensen nu meer mobiel dan in 1996?

Begin er maar aan. Het zal alleszins een paar jaar onderzoek vergen om daar iets zinvol over te kunnen zeggen, onderzoek dat Boudry alleszins niet aanhaalt en zelf niet heeft gedaan.

 

 

  1. “[Ik geloof dat racisme niet toeneemt], wel onze gevoeligheid ervoor.”

 

Je voelt mij al aankomen: hoe meet je de menselijke gevoeligheid voor racisme? Zie voorgaande punten.

 

 

  1. “We zijn te politiek correct geworden.”

Wat betekent de term politiek correct? Oorspronkelijk, vanuit communistisch Rusland, betekent de term dat je uitspraken doet die in overeenstemming zijn met wat er vanuit de politiek gezegd of gedacht wordt. M.a.w. als je een rechtse regering hebt, dan zeg je rechtse dingen; heb je een linkse regering, dan zeg je linkse dingen. Wie niet politiek correct is, die wordt gestraft. Daar komt het idee vandaan. [x]

In de jaren ’90 verandert de betekenis van de term door enkele Amerikaanse conservatieve denkers. Zij zijn op dat moment politiek incorrect, want de president is Bill Clinton en zijn administratie is eerder centrum. (Niet links zoals we in België links kennen, de Amerikanen zelf gebruiken de term liberals.)  Dus zij zijn op dat moment politiek incorrect. En dat vinden ze niet zo fijn. Ze vergelijk hun positie als ideologische minderheid met die van de tegenstanders van Stalin in communistisch Rusland. (Beetje overdreven, wellicht.) Maar bij de volgende machtswissel gaat de term niet automatisch mee: onder de Bush-administratie blijft de term political correctness de betekenis houden van links of liberaal. Wijs je iemand op racistische of homofobe uitspraken, dingen die mensen zouden kunnen kwetsen in wie ze zijn, dan ben je politiek correct. Maar dat is niet zo: onder Bush zijn conservatieve ideeën eerder politiek correct dan progressieve ideeën.

Conservatieve Amerikaanse denkers zijn er dus in geslaagd de term politiek correct te kapen en van betekenis te doen veranderen: politiek correct betekende nu niet meer écht politiek correct, maar eerst overgevoelig voor gemene opmerkingen en nu eigenlijk vooral vermeende linkse censuur.

Maarten Boudry zegt dus wel dat we te politiek correct zijn, maar wat hij bedoelt (en dat blijkt uit wat hij verder zegt) is we zijn teveel gecensureerd door links.

 

En dat is een totaal andere uitspraak om te beoordelen. Want politiek correct betekent in België, met een centrum-rechtse regering en 70% centrum-rechtse kiezers: centrum-rechts en conservatief. Het zijn linkse denkers die politiek incorrect zijn, en niet omgekeerd.

Belangrijk hierbij is om ook heel goed het woord censuur te begrijpen: censuur betekent dat de staat jou verbiedt om iets te zeggen, te schrijven, te uiten.  Het slaat dus op het feit dat iemand jouw recht op vrije meningsuiting schendt: en dat recht is ten opzichte van de staat. Als jouw moeder je op zondag verbiedt om te vloeken in de kerk, dan is dat geen censuur en geen schending van je recht op vrije meningsuiting: dat is jouw moeder die probeert om jou wat elementaire beleefdheid aan te leren. Als de priester je buiten gooit uit de kerk omdat je vloekt tijdens de mis, is dat ook nog steeds geen censuur: je bent op privé-grond (van de Kerk) en de regels van de eigenaar van die grond gelden. Vloeken, dat is het tweede gebod: dat mag niet. Als politie je buiten sleurt uit de kerk omdat je zou vloeken, of als je daar een boete voor zou kunnen krijgen, dan kan je spreken over censuur.

 

Dus laten we de uitspraak dan eens beoordelen op wat ze werkelijk betekent: we zijn teveel gecensureerd door links.

Teveel is een moeilijk woord voor een filosoof: te, teveel, niet genoeg. Dat is een evaluerende term, geen beschrijvende term. De meeste filosofen proberen zich daar zo ver mogelijk van te houden: filosofen proberen de wereld te begrijpen en te beschrijven zoals die is, zoals die feitelijk in elkaar zit, en niet zoals ze zou moeten zijn. Een ethicus, een filosoof die zich bezig houdt met goed en kwaad, mag wel evalueren. Ethici proberen wel iets te vertellen over hoe ze denken dat de wereld zou moeten zijn.

Een ethicus mag dus zeggen teveel of te weinig. Omdat hij een bepaalde regel in zijn hoofd heeft die de wereld beter zou kunnen maken. Denk aan Confucius, die zei dat meer orde de wereld beter zou kunnen maken en de mens gelukkiger [x]. Of Epicurus, die vond dat meer genot en minder hebzucht en angst de wereld beter zou kunnen maken [x]. Of Martin Luther King, die geloofde dat meer gelijkheid en naastenliefde de mens gelukkiger zou maken [x]. Zij zouden kunnen zeggen: er is teveel ongelijkheid, of er is te weinig orde, of er is niet genoeg genot.

Ze zouden er nog steeds bewijs voor moeten verzamelen weliswaar, maar toch: ze zouden het mogen zeggen, want ze hebben een duidelijke regel in hun hoofd. Een regel die ze heel duidelijk formuleren in hun teksten of speeches.

Ik heb slechts een fragment van het interview gelezen: ik vind geen regel. Boudry geeft nergens echt een duidelijk ethisch voorschrift voor een betere wereld aan. In mijn conclusie zal ik dan ook mijn kennis (beperkt als die is) van Boudry’s oeuvre gebruiken om iets over zijn ethische regels te zeggen.

 

Heeft hij bewijs voor dat teveel dat hij aanhaalt? Wel, hij geeft een voorbeeld:

“Ook op de werkvloer bijvoorbeeld, merk ik dat zelf. Je durft geen opmerking meer maken die over de rand is. Terwijl je collega er misschien net zo over denkt. Wat krijg je dan? De gewone mensen hebben het gevoel dat ze voortdurend met het vingertje gewezen worden. Gevolg: nog meer opgekropte frustratie, zodat de toon inderdaad harder wordt.”

Om te beginnen is dit niet echt bewijs voor iets anders dan dat Maarten Boudry aan zelfcensuur doet. Daar is niks mis mee, we doen dat allemaal: we vloeken bijvoorbeeld niet in de kerk, en we zullen zelden een eerlijk antwoord geven op de vraag Wat vind je van mijn nieuw kapsel? Je kiest er zelf voor om dat te doen of niet te doen, en om de gevolgen van wat je wel of niet zegt te dragen, maar de overheid komt daar totaal niet in tussen. Maarten Boudry is misschien bang van zijn collega’s, ofzo.

Verder is het ook anekdotisch bewijsmateriaal: die ene keer dat, ik heb eens meegemaakt dat, de vrouw van de broer van de buurvrouw heeft eens gezien dat… Dat kan interessant zijn als illustratie, maar ik denk dat je zelf wel voelt dat het als bewijs voor de zin we zijn teveel gecensureerd door links eerder dunnetjes is.

 

En verder roept Boudry met zijn voorbeeld vooral vragen op: de rand? Welke rand? De rand van wat? Fatsoen? Beleefdheid? Wenselijkheid? Grofheid? Racisme? Ik zeg weleens dingen op de werkvloer die over de rand van vanalles gaan. Ooit heb ik in pure frustratie een leerling omschreven tegen collega’s als een rukker, waarop een zeer gewaardeerde collega Nederlands eventjes opkeek en mij fijntjes corrigeerde met Bedoelde je rakker? Oké, point taken. Voelde ik mij gecensureerd? Nee: ik werd er op gewezen dat mijn taalgebruik misschien niet aangepast was voor mijn omgeving. En door jarenlang les te geven aan jongeren van diverse etnische herkomst en met diverse levensbeschouwingen weet ik nu dat er manieren zijn om iets te formuleren die het gemakkelijker maken voor die leerlingen om mij ernstig te nemen en mee na te denken over wat ik zeg, en manieren die het tegenovergestelde bereiken. Natuurlijk kies ik zoveel mogelijk voor het eerste.

Dus: welke rand van wat? En waarom is het erg dat er een rand is, en dat mensen je daarop zouden wijzen? Wat is er mis met de rand?

Wie zijn die gewone mensen waar hij het over heeft? Ik bedoel: wie zijn de ongewone mensen waar hij ze tegenover plaatst? Superhelden? Mensen met een genetische afwijking? Die 30% linkse kiezers? Wie bedoel je precies? En reken je jezelf nu tot de gewone mensen, of niet?

En wie wijst met het vingertje? Ongewone mensen, blijkbaar. Niemand wijst naar Maarten Boudry, want hij doet aan zelfcensuur. Maar wie dan wel? En: waarom is dat erg? Mijn gewaardeerde collega wees met het vingertje (niet echt, dat zou ze nooit doen) en ze had gelijk. Had ik het echt belangrijk gevonden, dan was ik dat woord wel blijven gebruiken. Maar ze wees me terecht terecht. Soms wijst iemand je onterecht terecht, en dan ga je gewoon in discussie. Wat doet dat vingertje waardoor je plots aan zelfcensuur begint te doen?

[Ik ben niet dom: Boudry heeft het over de impact van sociale controle en sociale isolatie wanneer je fatsoensnormen overschrijdt. Als je in je ondergoed naar school komt, of luid boert in een restaurant, of spoilers roept tijdens een film… wel, mensen gaan je uitlachen, of wegpesten, of op z’n minst vies bekijken. Zo werken fatsoensregels nu eenmaal. Soms is dat vreselijk: een homokoppel dat op straat nageroepen wordt omdat het niet oké is voor twee mannen om hand in hand over straat te lopen; een volslanke vrouw die uitgemaakt wordt en wiens foto’s op sociale media gegooid worden omdat ze het gewaagd heeft om een kort rokje aan te doen… Dat is de sociale impact van het overschrijden van een fatsoensregel. Boudry impliceert hier, maar hij zegt het niet, dat dat soort sociale straffen ook gelden voor mensen die iets racistisch durven zeggen. Het volstaat om gewoon eventjes een paar Facebookcommentaren te lezen, of je op de politieke vleugel van Twitter te wagen, om je daar vragen bij te stellen [x]. Maar wellicht gebeurt dat inderdaad wel en weet ik dat niet omdat ik zelf zelden racistische opmerkingen maak]

 

Gevolg: nog meer opgekropte frustratie, zodat de toon inderdaad harder wordt. Voilà. Al die Facebookcommentaren zijn ineens gerechtvaardigd. Die arme gewone mensen kunnen daar niet aan doen, dat ze mensen toewensen om eens verkracht te worden door een groep Syrische vluchtelingen zodat ze het licht zouden zien, omdat diezelfde persoon (ik, ja, ik) hen erop wees dat het misschien niet zo vriendelijk is om te juichen als er een bootje vluchtelingen kapseist en die mensen verdrinken. Mijn eigen fout, ik had mijn vingertje maar bij mij moeten houden. Ik had maar aan zelfcensuur moeten doen.

Oh, wacht. Maar was dat niet Boudry’s oorspronkelijke probleem: dat hij het gevoel heeft aan zelfcensuur te moeten doen? Dus: ik moet aan zelfcensuur doen zodat hij dat niet meer hoeft te doen? Daar gaat het om?

Victim blaming, noemen ze dat: maar meneer, ze had een kort rokje aan, als ze zich nu eens deftig had gekleed hé, dan had ik nooit mijn lusten moeten bedwelmen.

[Ja, dat is een straw man argument: Boudry heeft nergens gezegd dat het mijn fout is dat mensen mij groepsverkrachtingen toewensen. Maar hij zegt zo weinig in zoveel woorden, dat het moeilijk is te antwoorden zonder zelf wat te speculeren over wat hij in ’s hemelsnaam bedoelt. En mijn extrapolatie lijkt mij, zelfs bij een derde nazicht, niet incorrect.]

 

 

  1. “[Het valt] me op dat de reacties uit extreem-linkse hoek veel giftiger zijn dan ik verwacht had. Net omdat mensen aan de linkerzijde ervan overtuigd zijn dat zij vol goede bedoelingen wel de democratie ondersteunen, zijn er veel minder remmen als je hen aanvalt. Als ik de banden van Vlaams-Belangers met neo-nazi’s aantoon, hoor ik geen piep.”

Dames en heren: dit is een filosoof. Dit is iemand die minstens vier jaar lang de grootste denkers van de geschiedenis bestudeerd heeft, de meesters van de logica. Dit is iemand die mensen met religieuze overtuigingen probeert te redden van hun gevaarlijke illusies met rationaliteit.[x] De held van de Verlichting: Maarten Boudry!

*kuch*

Echt? Het verbaast je dat mensen die jij extreem vindt extreem reageren? Vreemd. Ik zou net verwachten dat er een reden is waarom je hen extreem noemt: bijvoorbeeld omdat ze irrationeel gehecht zijn aan hun ideologische vooronderstellingen, niet bereid tot compromis, niet in staat om zich een wereld voor te stellen die niet voldoet aan hun ideologische vereisten en toch fijn en leefbaar is, weetjewel: extreem? De definitie van extreem? Als mensen die extreem denken ook extreem reageren op kritiek, dan is dat te verwachten. Het is gewoon een bewijs voor het feit dat ze effectief, zoals je al vermoedde, extremisten zijn. Dat jij dat niet verwachtte, toont dat je nooit het woordenboek open gehad hebt om eens te checken wat het woord extreem precies betekent in een politiek-ideologische context. Hannah Arendt, ik kan u haar alleen maar aanraden, heeft daar interessante dingen over te zeggen. [x]

 

En dan volgt de verklaring voor dit onverklaarbare fenomeen: opnieuw zonder enig onderzoek, natuurlijk, want filosofen hoeven geen onderzoek te doen! Wat is dat nu! Filosofen zitten in een zetel voor het haardvuur en denken een beetje na over de dingen. Toch?

De verklaring is de volgende: linkse mensen (ALLE linkse mensen, niet alleen de extreme linkse mensen) denken dat ze goede bedoelingen hebben, en de democratie ondersteunen. In tegenstelling tot rechtse mensen, die weten dat ze aaneenhangen van slechte bedoelingen en geloven dat ze de democratie omver willen werpen? Is dat wat hij bedoelt? Al die totalitaristische, anti-democratische, slechte rechtse mensen die geen illusies hebben over hun eigen goede bedoelingen en dus helemaal niet reageren wanneer iemand hen bekritiseert. Bijvoorbeeld door acties te starten om rechters in diskrediet te brengen, of de media aan te vallen, of onschuldige juffen een groepsverkrachting toe te wensen?

Als dat niet is wat Boudry bedoelt, dan zitten we met een probleem, want dan klopt de verklaring niet. Als het wel is wat Boudry bedoelt, dan zitten we ook met een probleem, want dan is 30% van de bevolking goed maar ongeremd giftig en 50% van de bevolking beleefd maar anti-democratisch.

Wat wordt het?

[noot: Let ook op het gebruik van het woord aantoon. Maarten Boudry heeft jaren veldonderzoek gedaan naar de Vlaams-Belanger in het wild, om te kunnen aantonen dat er linken zijn met neonazi’s. Ik denk dat het woord aanhaal hier correcter had geweest. Zoals ik ook niet aangetoond heb dat extreme mensen extreme ideeën hebben, maar me gewoon beroep op een goed woordenboek en het oeuvre van Hannah Arendt. Ik haal dat dus aan. Ook een manier om jezelf een autoriteit toe te eigenen die je eigenlijk niet hebt.]

 

 

Conclusie 1: Maarten Boudry is een slechte filosoof in dit interview

Dit is dus alleen wat er online staat. Ik wil niet weten welke nonsens er op papier in De Tijd zijn afgedrukt: ik zou me de haren uitrukken, en dat zou geen zicht zijn. Maar laat ons wel wezen: mijn ergernis is oprecht.

Waarom maakt dit alles Maarten Boudry een slechte filosoof (in dit interview)? Twee redenen: ten eerste breekt hij voortdurend de regels van de logica. En die regels zijn belangrijk: rationeel denken betekent logisch denken. Een conclusie die slecht getrokken is, is een foute conclusie. En Boudry trekt aan de lopende band foute conclusies.

Maar hij vertrekt ook, en dat is de tweede reden, van waanzinnig slechte premissen: ongedefinieerde termen, ongearticuleerde vooronderstellingen, vermoedens, zijn buikgevoel… Als dat al is wat een filosoof moet doen – een paar vage ideetjes stelen van ergens anders en er een goed klinkende conclusie aan koppelen – schaf de studierichting dan maar af. Dan kunnen we het allemaal, hell: dan DOEN we het allemaal.

Maar filosofie is een discipline. Het is niet voor niets de eerste wetenschap: niet alleen is ze de oudste westerse rationele wereldverklaring, waar elke moderne westerse wetenschappelijke discipline haar oorsprong gevonden heeft; maar ze gaat vooraf aan elke andere vorm van de wereld kennen. Omdat filosofie de discipline is van de juiste vragen stellen, van begripsverheldering, van methodisch nadenken over je methode. Filosofie is niet gericht op coole one liners, maar op voortschrijdend inzicht. En een filosoof die de regels van het logisch redeneren breekt, die moet op de bank, die komt niet op het veld. Arme Descartes wordt eeuwen na datum nog steeds een beetje meewarig behandeld omwille van zijn ene grote denkfout (’t is wel een kanjer van een denkfout).

Toen ik aan mijn studies begon, lang lang geleden toen de vilten uilen nog spraken op de Nederlandse televisie, werd mij op het hart gedrukt dat onze keuzevakken even belangrijk waren als onze filosofische vakken: een filosoof zonder inhoud heeft niets te zeggen. Correct nadenken kan je alleen over correcte informatie, anders spin je lucht. Het sloot goed aan bij mijn feitjesverzamelende persoonlijkheid – deze blog is daarvan het virtuele bewijs. En een groot filosoof zal ik nooit zijn, daarover koester ik geen illusies. Maar ik ken er een paar: mensen die heel ernstig nadenken, die termen verhelderen en gerichte vragen stellen, die onderzoek doen en wiens antwoorden en inzichten slechts heel sporadisch en voorzichtig geformuleerd worden maar die dan wel zo’n solide proces doorlopen hebben dat ik denk wow, dat is slim gezien.

Maarten Boudry is een slechte filosoof in dit interview, want hij past de filosofische methode fout toe op foute inhoud.

 

 

Conclusie 2: Maarten Boudry zegt ethisch onverantwoorde dingen

Zoals gezegd heb ik geen ethische regels gevonden voor Boudry in dit stukje tekst. Maar ik ben vertrouwd met zijn denken, en er komen twee grote pijlers in naar voor, allebei verbonden aan het 250 jaar oude Verlichtingsideaal: vrijheid van meningsuiting is belangrijk, en rationaliteit maakt alles beter/ irrationaliteit is gevaarlijk.

Als ik dat extrapoleer dan is Boudry’s ethisch ideale wereld, waarin iedereen beter en gelukkiger is, een wereld waarin iedereen kan zeggen wat hij denkt zonder inmenging van de overheid en eentje waarin iedereen rationeel nadenkt en niemand irrationele dingen als leidraad neemt.

Om te beginnen zou ik dan willen zeggen, met de hoogst irrationele Bond Zonder Naam: verbeter de wereld, begin bij jezelf. Want de eerste conclusie toonde al aan dat Boudry bepaald niet rationeel denkt.

Maar dan: waarom is wat hij zegt ethisch onverantwoord? Eigenlijk promoot hij een vorm van zelfcensuur: mensen die graag met het vingertje wijzen, die moeten daarmee stoppen, want dat leidt tot een verharding van het debat. Willen we graag dat we niet langer bedreigd worden met groepsverkrachtingen, dan moeten we stoppen met mensen wijzen op de fatsoensgrenzen. Of, meer specifiek: op de linkse fatsoensgrenzen. Dingen als ‘dit is mogelijks racistisch’, ‘dit is mogelijks redelijk islamofoob’ of ‘dit is mogelijks bijzonder transfoob’ – ophouden ermee. Steek dat linkse vingertje weg, en de ‘gewone mens’ zal veel gelukkiger zijn.

Dus: om vrijheid van meningsuiting optimaal te realiseren, moet een deel van de bevolking actief aan zelfcensuur doen.

Of nog: om een waarde te realiseren voor een zo groot mogelijke groep van de bevolking, moet die waarde ongerealiseerd blijven voor een minderheid. Sorry links volk, jullie geluk is minder belangrijk.

Boudry legitimeert dus een heleboel ‘gewone mensen’ (wie die ook zijn) in hun overtuiging dat er een machtige linkse elite is die hun recht op vrije meningsuiting schendt. En dat is manifest onwaar: het recht op vrije meningsuiting is in België niet absoluut (je mag niet liegen over mensen, je mag niet zeggen dat er brand is als er geen brand is, je mag mensen niet aanzetten om andere mensen te doden en je mag de Holocaust niet ontkennen) maar je mag absoluut wel zeggen dat alle negers onbeleefd zijn, alle Arabieren mogelijke terroristen en alle Belgen racisten. Dat is perfect legaal. Je mag zelfs weigeren aan te schuiven bij de kassa van de mevrouw met de hoofddoek. Je mag zelfs die homo’s die hand in hand over straat wandelen keihard uitschelden, en lachen met de dikke mevrouw. Je mag zelfs vloeken in de kerk. Niets van dat alles is strafbaar.

Maar de mensen om je heen, wel: die hebben ook een mening, en ook het recht om die te uiten. En op privégrond gelden de fatsoensregels van de eigenaar van de grond. Dus als jij als ober weigert de homo’s te bedienen, dan kan dat je job kosten. En als jij online tekeer gaat dat alle Arabieren mogelijke terroristen zijn, dan mag ik jou een racist noemen. En als je vloekt in de kerk, mag de pastoor je buiten zwieren.

Het recht op vrije meningsuiting is niet het recht om geen weerwoord te krijgen. Als jij je ongemakkelijk voelt bij dat weerwoord, als jij het niet fijn vindt dat jouw racistische opmerkingen leiden tot discussies, dan kan je altijd aan zelfcensuur doen. Zoals Maarten Boudry, blijkbaar, op de werkvloer.

En dat jij niet graag racist wordt genoemd, is geen reden om dan maar ongestaafde meningen te uiten over racisme zonder één gram onderzoek te vermelden, zonder één term te definiëren, zonder één eenvoudig syllogisme te gebruiken.

Het buikgevoel van mensen bevestigen zonder één gram wetenschappelijk onderzoek, heet populisme.

En populisme is niet echt heel erg rationeel.

9 gedachtes over “74.Wat is er mis met…? Enkele objectieve kanttekeningen bij “Links kan gewoon niet tegen zijn verlies”.

Plaats een reactie