49. Wat doen we met dode lichamen?

dood

Gedateerde schedels, in het ossuarium van het 15e-eeuwse Neamt klooster in Roemenië

Allereerst: we gooien hen niet zomaar weg. Dat lijkt misschien een vreemde opmerking om te maken, maar dat is het helemaal niet. Wanneer dieren rouwrituelen of begrafenisrituelen tentoonspreiden, dan is dat altijd wetenschappelijk nieuws, en met reden: om de dood te kunnen herkennen als een moment waarrond je moet stilstaan, om er rituelen rond op te bouwen, heb je symbolen nodig. En om symbolen te kunnen maken, delen en begrijpen, heb je taal nodig.

Onze voorouders begrepen al dat de dood een belangrijk iets was: er zijn graven gevonden van 50.000 jaar oud [x]. En hoe meer we groeien en evolueren als mensen, hoe ingewikkelder onze culturen en levensbeschouwingen worden, hoe uitgebreider en meer bevreemdend de rituelen worden waarmee we antwoorden op de vraag: wat doen we met dit dode lichaam.

Wellicht is begraven niet de oudste manier, maar het is voor ons westerlingen wel het meest vertrouwde antwoord op onze vraag. Een dood lichaam steek je in de grond, liefst in een kist zodat je er niet teveel last van hebt wanneer het begint te vergaan. (Al zijn er Ghanezen die daar het hunne van denken.) Atlas Obscura maakte een overzicht van de meest gebruikelijke westerse begraafplaatssymbolen, al waren ze de vampierreferenties van het wereldbefaamde Père Lachaise wel eventjes vergeten.

Er zijn heel wat interessante begraafplaatsen. Het armenkerkhof Cross Bones Graveyard in London, waarbij werken aan de Londense metrolijn slecht een klein percentage van alle 19e-eeuwse doden in de bovenste aardlaag bloot legden, krijgt de volgende drie jaar weer een functie als open ruimte in de stad; mede dankzij de aandacht voor haar vermoedelijke voorgeschiedenis als middeleeuws kerkhof voor prostituees. Het is een symbolische plaats geworden voor de zgn. outcast dead, de ongewenste overledenen die zelfs niet op de algemene, gezegende begraafplaatsen mochten rusten.

In Guatemala City is er zo’n grote vraag naar armengraven, en zo weinig plaats, dat er een soort van flatgebouwensysteem bedacht is waar nabestaanden na de eerste vier jaar huur moeten beginnen betalen om hun overledenen veilig te houden. Wanbetalers worden onherroepelijk gemarkeerd met rode inkt, ‘ontgraven’ en gedumpt in een vlakbij gelegen stortplaats. Niet onder de indruk van de potentiële gezelligheid? Hoewel de stank er amper te harden is, en de begraafplaats voortdurend in het oog gehouden wordt door aasgieren, is er heel wat leven in de brouwerij: van muziek en dans tot gezellige maaltijden en marktkramers die aan bezoekers hun waren aanbieden.

En in Madagaskar worden de doden af en toe ontgraven om er een dansje mee te doen: om de zeven jaar, om exact te zijn, voor het ‘draaien van de beenderen’ of famadihana. Tijdens deze ceremonie worden de begrafeniskleren opgefrist, en familieleden bouwen een feestje met hun dierbare overledene. Het doet wat denken aan de Mexicaanse Dia de los Muertos, maar met meer rottende lichamen.

Op heel veel begraafplaatsen in Europa vind je muren vol schedels, beelden en zelfs kerken gemaakt van botten en met juwelen en edelstenen beklede intacte skeletten die de kerkgangers moesten waarschuwen voor de dood die onvermijdelijk is, maar ook warm moesten maken voor de rijkdommen die aan een goede gelovige in het leven na de dood geschonken worden.

Wij zijn dan toch wel net iets klassevoller, hoor ik u denken, maar denk dan nog maar eens opnieuw. ’t Is waar dat wij koffietafels en bidprentjes hebben, en dat die niet rotten of door gieren opgepeuzeld worden, maar heeft u zich al eens afgevraagd wat er gebeurd met het lichaam tussen overlijden en nette, beschaafde begrafenis? Een begrafenisondernemer vertelt het u met plezier.

De oudste vorm van het verwerken van een lichaam is wellicht een praktijk die we nog maar zelden terugvinden in onze moderne wereld: het terugschenken van het lichaam aan de natuur.

Vajrayana boeddhisten noemen dit jhato (het geven van een aalmoes aan de vogels) of bya gho (verspreid door vogels) maar wij kennen het meestal eerder als sky burial, als we het al kennen (bijvoorbeeld uit de schitterende BBC-reeks The Human Planet). Het is het gebruik om een lichaam in stukken te hakken en aan de gieren te schenken, een gebruik waarvoor je een sterke maag en vooral gieren nodig hebt. Wellicht daarom moet je ervoor naar de Himalaya, waar het nog steeds niet heel uitgebreid verspreid is: alleen in Tibet, de Chinese provincies Qinghai en Sichuan en in Mongolië kan je sky burials tegenkomen. Het demonstreert wel drie belangrijke geloofspunten van het boeddhisme, namelijk het geloof dat niets eeuwig is en dat het lichaam slechts een voertuig is voor de reïncarnerende ziel; en de praktijk van vrijgevigheid voor andere levende wezens, omdat de overledene en zijn familieleden het lichaam aan de hongerige gieren schenken. Het toont een verbondenheid met de natuur die wij westerlingen niet meer kijken – het idee dat ons lichaam zou aangevreten worden door wormpjes en kevertjes is net één van de redenen waarom steeds meer westerlingen voor crematie kiezen.

Voor je denkt dat boeddhisten wel heel weinig materialistisch zijn: in het Dodoka klooster vind je een schedelmuur, de Biru Schedelmuur, waarvan niemand meteen exact weet waarom ie er staat. Wellicht als een memento mori, net als de Europese kunstwerkjes die we al bezochten.

Wat doe je als je met teveel bent om terug te schenken? Dan verbrand je de lichamen van je geliefden.

Crematie is de manier waarop hindoes omgaan met hun overledene. Het doel van de rituele verbranding is dubbel: enerzijds is er het feit dat je niet zomaar iedereen in de Ganges mag gooien, want er moet ook nog gedronken worden van dat water. Maar anderzijds gaat het ook over het bespoedigen van de reïncarnatie: hoe sneller de ziel aan het lichaam kan ontsnappen, hoe sneller die opnieuw geboren kan worden in een beter leven, een nieuwe stap op de ladder naar bevrijding.

Hindoes hebben een rituele praktijk die verbonden is aan de rituele verassing die echter een pak minder inspirerend is, en dat is de sati. Weduwes uit de hogere kasten, en zeker de weduwes van koningen en krijgers, worden geacht zich bij hun overleden echtgenoot in het vuur te gooien, en wie ervoor kiest dat niet te doen (bijvoorbeeld voor de kinderen, of omdat de echtgenoot in kwestie zoveel loyaliteit niet verdiende), wordt door de gemeenschap uitgestoten. Sati betekent dan ook ‘deugdzame vrouw’. Het ritueel stamt uit de ca. 500 CE, en was nooit echt wijdverspreid. Maar hoewel het gebruik ondertussen al meerdere malen verboden is (voor het eerst door de Britse bezetter in 1829, en het recentst in 1988), dook er zo recent als 2006 nog berichten op van een sati.

Waar boeddhisten en hindoes geloven in reïncarnatie, en je het lichaam dus niet meteen meer nodig hebt na de dood, zie je dat in culturen waarin het leven na de dood zich afspeelt op een andere plaats of in een andere dimensie, het lichaam absoluut bewaard moet blijven. Dit is het concept van verrijzenis. Vandaar het gebruik van veel islamitische nieuwe Belgen om het lichaam van hun overledenen een begrafenis te geven in het thuisland: daar is er immers minder risico op ontgraving dan in het volgebouwde België [x], waardoor de kans ook groter is dat de overledene op het einde van de tijd ook kan verrijzen.

Op joodse begraafplaatsen wordt dit probleem opgelost door bovenop elkaar te bouwen. Wie ooit een bezoek heeft mogen brengen aan de indrukwekkende joodse begraafplaats in Praag heeft daar kunnen zien hoe hoog die boven de rest van de stad uitsteekt: laag op laag op laag van zerken, kisten en zorgvuldig begraven overledenen, allemaal intact bewaard om bij de komst van de Messias te kunnen opstaan uit de dood.

Dat je om te verrijzen een lichaam nodig hebt, verklaart heel veel van onze westerse begrafenispraktijk: een mooie, comfortabele kist; deftige kleren; een paar voorwerpen van thuis… We geven onze doden spullen mee om hen op hun reis naar het leven na de dood te begeleiden.

Ook dat is niets nieuws: Egyptenaren gaven hun Farao’s zoveel schatten mee dat tombes moesten bewaakt worden door zowel de levenden als de doden; en ook Germaanse heren werden begraven met echtgenotes en paard en al. En de uitdrukking ‘een cent voor de veerman’ komt uit de Griekse mythologie, waar een overledene de reis naar de onderwereld moest kunnen betalen en daarom munten meekreeg.

Egyptenaren speelden op veilig wat het bewaren van de lichamen van hun overledenen betrof: zij mummificeerden hen, zodat ze nog langer intact zouden kunnen blijven.

Nog een stapje verder gaan de boeddhisten monniken die zichzelf dood mediteren. Net als veel van de minder voor de hand liggende rituelen in dit lijstje is dit er eentje die verboden is bij wet, en de Japanse overheid beschouwt het als een vorm van geassisteerde zelfdoding. Het gebruik, dat nyujo heet, vraagt dat de monnik in kwestie zichzelf van alle vocht ontdoet door een dieet van noten en hout te volgen, en thee te drinken die voor stevige diarree zorgt. Wanneer de monnik zo uitgedroogd is als hij maar kan zijn, wordt hij levend begraven in een kist vol zout met een luchtpijpje en een touwtje met een belletje. Wanneer hij stopt met aan het belletje te trekken, wordt ook de luchtpijp verwijderd. Het lijkt een zinloze bezigheid, tot je bedenkt dat het een heel oude spirituele versie is van Schrödingers kattenexperiment: tot je de kist opent, weet je niet of de monnik levend of dood is. In een geloof waarin het niets, het niet-zijn, centraal staat, is er bijna geen enkele fysieke staat die dat niet-zijn zo dicht benadert.

Maar niet ieder overleden lichaam wordt automatisch begraven, gecremeerd of op een andere manier uit de vertrouwde omgeving verwijderd. Een handvol uit de grabbelton van soms even gruwelijke als hilarische alternatieven.

In een tijdperk waarin je op je hele leven misschien één portret liet schilderen of één foto liet nemen (en dan meestal nog alleen als je erop getrakteerd werd), was het de gewoonte te wachten op een belangrijk moment: een communie, een huwelijk of… de dood. In de 19e en de 20e eeuw was postmortem-fotografie een florerende business, met als resultaat een Google-resultaat dat je gegarandeerd nachtmerries zal bezorgen. Maar het gebruik is nuttiger dan het misschien lijkt. Want wat doe je als je kind niet lang genoeg leeft om een heel digitale chip vol te krijgen? Dan neem je foto’s van je pasgeboren, pas overleden kindje, zoals Richard en Emily Staley deden van hun dochtertje. De Merina van Madagaskar, die van het ‘draaien van de beenderen’, nemen ook weleens foto’s met hun overledenen – meestal na het vernieuwen van de begrafeniskleren.

Vindt u dat fotograferen van de doden toch maar wat saaikes? Wat denkt u van Bart Jansen, die van zijn geliefde kat Orville een helikopter maakte?

Of de 18e-eeuwse cultfiguur Mary Bateman, wiens skelet nog steeds te bewonderen valt als the Yorkshire Witch in het Thackray Museum, en wiens huid gevild en gelooid werd om aan tijdgenoten te verkopen als een talisman die geluk moest brengen en tegen boze geesten beschermen.

De Poolse componist Andrei Tchaikovsky schonk zijn schedel na zijn dood aan de Royal Shakespeare Company met de expliciete vraag om hem mee te laten spelen als Yorick in het stuk Hamlet, een vraag waar in 2008 aan voldaan werd.

Hij was daarmee niet zo heel origineel. In 19e-eeuws Rome, voor de eenmaking met Italië en strengere begrafeniswetten, gebruikten religieuze ordes voor het naspelen van Bijbelse taferelen op het toneel weleens lijken – maar alleen om de doden voor te stellen.

Mata Hari’s lichaam werd na haar executie opgeëist door het Parijse Museum voor Anatomie, maar bij het opmaken van een inventaris in 2000 bleek haar hoofd vermist. En haar lichaam. Haar hele lijf, quoi.

Dat ‘bekende’ lichamen door wetenschappers worden opgeëist, is ook een beetje gewoonte geworden. We danken heel wat van onze medische kennis dan ook aan de lijkrovende praktijken van geleerden als Vesalius, die stiekem illegale dissecties deden op de overledenen.

En je kan ook nu nog je lichaam schenken aan de wetenschap – meer informatie daarover vind je hier. Wie liever op een ander manier nuttig en leerzaam is, kan proberen zichzelf richting Duitsland te smokkelen, om daar toevallig gevonden te worden door Gunther von Hagens, de man achter de Körperwelten tentoonstellingen. (Of je kan hem gewoon contacteren, want ook in België mag je je lichaam aan zijn organisatie schenken om opgezet te worden; hoewel je als Belg zelf geen mensen mag opzetten.)

En degene waar we niet aan willen denken? Juist: kannibalisme. Misschien moet ik dat voor een andere keer laten…?

opmerkingen:

Ik gebruik het meer neutrale, minder eurocentrische (before) common era.

Ik gebruik in dit artikel bewust begraafplaats in plaats van kerkhof, want de meeste besproken begraafplaatsen zijn geen kerkhoven. Vlamingen, met hun katholieke traditie, gebruiken die woorden gemakkelijk door elkaar.

3 gedachtes over “49. Wat doen we met dode lichamen?

Geef een reactie

Vul je gegevens in of klik op een icoon om in te loggen.

WordPress.com logo

Je reageert onder je WordPress.com account. Log uit /  Bijwerken )

Twitter-afbeelding

Je reageert onder je Twitter account. Log uit /  Bijwerken )

Facebook foto

Je reageert onder je Facebook account. Log uit /  Bijwerken )

Verbinden met %s