Na verloop van zeven sabbatjaren, zeven keer zeven jaar, tezamen negenenveertig jaar, moet u op de dag van verzoening, de tiende dag van de zevende maand, de bazuin luid laten klinken. In heel uw land moet u de bazuin laten schallen. Dat vijftigste jaar moet een heilig jaar zijn: dan moet u in het land afkondigen dat alle bewoners hun slaven vrijlaten. Het moet een jobeljaar* voor u zijn; iedereen wordt hersteld in zijn vroeger bezit en keert terug naar zijn familie. Het vijftigste jaar zal een jobeljaar voor u zijn; dan mag u niet zaaien, de nagroei niet oogsten en de druiven van uw ongesnoeide wijngaard niet plukken, want het is het jobeljaar; dat moet heilig zijn. Alleen wat het land uit zichzelf voortbrengt, mag u eten. In het jobeljaar zal iedereen in zijn vroeger bezit worden hersteld.
Tot u spreekt Leviticus 25, 8-13. Dat er in de Bijbel niet alleen spannende verhalen staan, dat weten we wellicht allemaal wel. Maar dit soort passages, daar past zelfs de saaiste juf godsdienst voor. Doorgaans toch, want dit jaar staat dit stukje tekst in de cursus van 6TSO. Maar waarom, in godsnaam, waarom? Lees verder