Daarnet aan de afwas beluisterde ik een podcast die ik super interessant vond. In plaats van te wachten tot ik die kan gebruiken voor iets, denk ik dat het zinvol kan zijn om daar nu gewoon een paar inzichten uit te delen en een paar bedenkingen bij te schrijven.
In de aflevering van De Rudi & Freddie Show, de wekelijkse podcast van De Correspondent met historicus en auteur Rutger Bregman en onderzoeksjournalist Jesse Frederik, van 8 juli 2022 spreekt Bregman met journaliste Lynn Berger over het nakende zorginfarct. Dat klinkt akelig, maar dat is ook echt wel akelig. Ze bespreken eigenlijk een nieuw boek van Berger, getiteld Zorg. Een betere kijk op de mens. Dat boek komt binnenkort uit, en zoals de gewoonte is op de podcast worden andere medewerkers van De Correspondent altijd even uitgenodigd om dan wat meer te vertellen over hun werk.
Lynn Berger werkt al een paar jaar rond het thema Zorg op de site. Ze deed o.a. een heel mooie reeks over het gezin (De tweede) en een prachtige reeks interviews met zorgverleners genaamd De zorgzamen.*
Ik ga gewoon door een aantal dingen gaan die in de podcast ter sprake kwamen die ik leerrijk, interessant of verrassend vond, en die ik graag wil delen. Maar ik raad heel erg aan om de aflevering gewoon te downloaden of op je smartphone open te zetten en een afwasje of een wandelingetje met dit mooie gesprek in je oren te doen.
Inzicht #1: Nederland staat voor een zorginfarct
Op dit moment werkt 1 op de 6 Nederlanders in de zorgsector. Dat wil zeggen: verpleegkundigen, zorgkundigen, medewerkers in een woonzorgcentrum of een crèche. Het aantal mantelzorgers, dat zijn mensen in de omgeving van een zorgvrager die hulp bieden zodat die persoon thuis kan blijven of semi-zelfstandig kan leven, daalt fel. Omdat we als bevolking altijd maar ouder worden (dat heet dan vergrijzing), zou om dezelfde zorg te kunnen blijven verstrekken aan iedereen over twintig jaar 1/4e van alle Nederlanders in de zorg moeten werken, en op termijn zelfs 1/3e. Zoals Berger opmerkt: dat kan gewoon niet. Er zijn ook nog heel veel andere jobs en die zijn heel erg nodig.
Maar het doet je wel even nadenken, want de cijfers gaan wellicht overal in Europa een beetje hetzelfde zijn: hoe gaan we dat in godsnaam doen? Ik denk dat meteen aan mijn ouders, die gelukkig super actief en gezond op weg naar de 70 zijn, maar waarvan ik weet dat ze een rusthuis verkiezen boven de zorg van hun kinderen want we willen jullie niet tot last zijn. Maar als er in een woonzorgcentrum niet genoeg mensen zijn om voor hen te zorgen, dan doe ik dat precies liever zelf.
En dat doet me dan weer denken aan onze hele rare gewoonte om onze ouderen ergens samen te steken in een instelling, een beetje weg van de bewoonde wereld. Dat is redelijk uniek voor hier en nu. We staan daar niet echt bij stil, maar in de meeste culturen en het grootste deel van de geschiedenis leven mensen intergenerationeel samen: ouders, grootouders en kleinkinderen leven heel vaak samen. Dat zorgt ook voor een veel breder zorgplatform voor die kinderen.
Inzicht #2: Voor kinderen zorgen zouden we allemaal samen moeten doen
Tijd voor mijn favoriete pinguïnweetje. Pinguïns in de zoo staan ervoor bekend al eens een partner van hetzelfde geslacht te kiezen. Dat gebeurt ook in het wild. Heel wat pinguïnpaartjes slagen er niet in om zich voort te planten, maar pinguïns hebben een hormoon dat ervoor zorgt dat ze een heel sterk broedinstinct hebben. Als het voortplantingstijd is in de kolonie (dat is een groep van zo’n 100 pinguïns), dan wordt de nood om te broeden heel groot. In een onderzoek uit 1994 werd opgemerkt dat in een bepaalde kolonie meer dan een kwart van de pinguïns een ei adopteerde, en de helft van die geadopteerde eieren waren gestolen.
Soms krijg ik in de les weleens de vraag of homoseksualiteit niet slecht is voor de voortplanting van de mens. Andere dieren doen dat toch niet. En dan geef ik altijd dit voorbeeld van de pinguïn. Want uit dat onderzoek bleek ook dat de baby’tjes veel beter gevoed werden en dus een veel grotere overlevingskans hadden. En dat is op zich logisch.
Pinguïns broeden in paartjes, en ze zorgen ook nog in datzelfde paartje voor het kuiken nadat het uit het ei komt. Maar zo’n pinguïn heeft zelf ook eten nodig. De meeste pinguïns wisselen af: de éne partner broedt, en de andere gaat etekes zoeken. Alleen bij keizerspinguïns is dat de exclusieve taak van de mannetjes, en brengt het vrouwtje eten mee voor het mannetje na haar rooftocht. Maar wat als één van de twee niet terugkomt van de jacht? Dan sterft de andere partner van de honger, of laat ze het ei in de steek. En dan zijn er al die onvruchtbare paartjes, die al de hele tijd een steen of een sneeuwbal aan het uitbroeden zijn, die mooi hun kans zien om zo’n weesei te adopteren. Zo overleven meer baby’tjes de broedperiode, niet minder. Netjes toch?
Berger bespreekt in haar boek (en dus in de podcast) dat zorgen voor baby’tjes een collectief gebeuren is. Als ouder doe je dat niet alleen: je hebt grootouders, buren, tantes en nonkels, meters en peters. Maar ook vroedvrouwen, dokters, de crèche, de onthaalouder, de school… Dat zijn allemaal partners in het zorgen voor jouw kindje. Mensenbaby’s zijn bijzonder hulpeloos: wanneer ze geboren worden kunnen ze helemaal niks. Vergelijk dat met een baby giraf die van een grote hoogte op het gras valt en even later al vrolijk ronddartelt en zelf de borst vindt. Mensenbaby’s kunnen eten, slapen, wenen en poepen – en dat is het zowat.
Zelf niet in het bezit zijnde van een mensenbaby, weet ik uiteraard niet hoe dat voelt: dat zorgen voor een baby. Maar het houdt heel veel steek dat je dat niet alleen kan. En dan gaat het niet over ‘je moet een partner hebben’, maar ‘je moet een netwerk hebben’. Heel veel dieren zorgen samen, maar toch hebben wij precies het idee dat alles de verantwoordelijkheid van de ouder(s) is. Is dat niet vreemd?
Inzicht #3: Zorgarbeid is vaak onbetaald en vaak vrouwelijk
Deze bracht me meteen terug naar mijn opleiding aan de universiteit, waar we tijdens een oefening in het vak Stel & Dispuut, waarin je moest leren filosoferen, met elkaar een gesprek hadden over arbeid. Ik was nogal snel geïntimideerd door al die super slimme mensen rond mij, maar toen de consensus was dat huisvrouwen geen arbeid leverden, heb ik toch mijn mond open gedaan. Ik vond dat zever. Mijn moeder is een huisvrouw, en zij levert arbeid. Zij doet exact dezelfde taken als een poetspersoon, een kok, een kinderverzorger en een huiswerkleraar – ze wordt er alleen niet voor betaald. Hoe kan het enige verschil tussen arbeid en niet-arbeid verloning zijn? Zou je dan beargumenteren dat iemand die tot slaaf gemaakt is geen arbeid levert, omdat die niet betaald wordt?
Berger en Bregman hebben het over datzelfde probleem. Heel veel zorgarbeid is niet betaald, en dan gaat het vooral over werk in het huishouden: poetsen, eten maken, zorgen voor een ziek kind of een zieke partner (daar moet je zelfs een dag onbetaald verlof voor nemen), etc… Heel veel mensen gaan deeltijds werken om dat rond te kunnen brengen, en de overgrote meerderheid daarvan zijn vrouwen. Als je dan gaat vergelijken hoeveel uren mannen en vrouwen werken per week en je kijkt niet alleen naar betaald werk maar naar álle werk, inclusief dat onbetaalde zorgwerk en vrijwilligerswerk, dan werken mannen en vrouwen evenveel uren per week. Maar een groot deel van het werk van vrouwen is onbetaald.
Als feministen het hebben over dat verschil, dan wordt er vaak op gewezen dat dat een keuze is. Maar de vraag is maar of dat écht zo is. Je kan zorg niet niet kiezen. Zelfs ik, wiens huis een waar nest is en die vaker kiest voor een boek dan de afwas doen, kan niet níet kiezen voor zorg. Dan wordt mijn huis onleefbaar en ik ongezond.
Maar Berger verwijst ook naar het feit dat wanneer zorgarbeid wél betaald is, die lonen vaak heel erg laag liggen én die beroepen vaker door vrouwen dan door mannen ingevuld worden. Ze legt ook uit dat veel huisartsen, een betaald zorgberoep, deeltijds werken omdat een voltijdse werkweek 58 uur zou zijn en dat is gewoon teveel.
Inzicht #4: Zorg is beschaving
In haar boek citeert Berger de bekende antropoloog Margaret Meade. Zij kreeg de vraag wanneer de menselijke beschaving begon, met welke archeologische vondst: was dat het oudste speerpunt, de oudste grottekening…? Meades antwoord was een bot. Een menselijk stuk bot waarin een beenbreuk te zien was, die ook weer was geheeld. Dat betekent dat iemand die persoon, die niet uit de voeten kon en dus normaal gezien zou gestorven zijn, verzorgd heeft: iemand is bij die persoon gebleven, heeft die persoon gevoed en de wonde verzorgd, heeft ervoor gezorgd die persoon zo’n breuk kon overleven. Dat is beschaving: wanneer de zorg uitgebreid wordt naar een ander, meer kwetsbaar lid van je stam.
De reden waarom ik dit zo fascinerend vond, is omdat ik dit jaar les gegeven heb in Inleiding tot de Filosofie over het verschil tussen mens en dier, en vaak verwijzen mensen dan naar ‘beschaving’ als een verschil. Maar dieren zorgen ook voor elkaar, en dieren hebben dus ook beschaving. Dat vond ik een heel mooi en machtig inzicht.
Iets anders dat hieraan gekoppeld werd, is het idee dat zorg veel breder is dan alleen direct zorgen voor een persoon. Berger noemt de zorg voor bruggen en wegen, het onderhoudspersoneel in het ziekenhuis en de vuilnisophalers. Ook zij zorgen. Door te zorgen voor de hygiëne en de veiligheid van onze leefomgevingen, zorgen zij ook voor minder ongelukken en ziektes. Beschaving is dus niet alleen zorgen voor een persoon, maar zorgen voor de leefomgeving van de stam of gemeenschap. Dat geeft een heel ander beeld van beroepen die we eigenlijk maatschappelijk heel erg onderwaarderen (ook qua loon) zoals vuilnisophaler of wegenwerker.
*De Correspondent is betalend, maar ik vind het de bijdrage meer dan waard.