Er was wat rond te doen, deze week, rond de Internationale Dag tegen Homofobie en Transfobie. In Borgerhout werd een regenboogvlag, symbool van de lgbtq+ beweging, gevandaliseerd door enkele leerlingen. Het was een misverstand, zegt Karin Heremans daarover. En ook Dat is iets helemaal anders dan een hoofddoek. Ook de leerlingen zelf geraakten er niet helemaal uit: Het heeft te maken met de verplichte neutraliteit, vindt de éne. En de andere zegt: homoseksualiteit is geen keuze, dus dat is anders dan een hoofddoek of Palestina.
Ook op mijn school werd er dit jaar, voor de tweede keer, een speciale dag georganiseerd op 17 mei. Zo’n dag heet een Paarsdag en leerlingen worden aangemoedigd om paars te dragen om zo solidariteit te tonen met de lgbtq+ gemeenschap. Er worden paarse polsbandjes aangeboden aan de poort, paarskrantjes liggen in de leraarskamer voor wie er in de les extra aandacht aan wilde besteden, en er waren een paar leuke activiteiten georganiseerd op de speelplaats, waar ook een door collega’s en leerlingen zelf gemaakte Pride vlag uithing.
Die Paarsdag is niet hetzelfde als een Pride: de Pride parade is een optocht ter herdenking van de rellen aan de Stonewall bar in New York. Dat moment van verzet deed een nieuwe wind waaien door de globale campagne voor gelijke burgerrechten voor alle mensen, ongeacht geaardheid, geslacht of gender. Ten tijde van de rellen rond de Stonewall was in de V.S. en veel Europese landen homoseksueel gedrag strafbaar, en kon je er voor opgesloten worden in een gevangenis of een psychiatrische inrichting. België heeft sinds 1979 een Pride. Die heette oorspronkelijk de Roze Zaterdag, een verwijzing naar de roze driehoek die gebruikt werd door de nazi’s in Wereldoorlog 2 om homoseksuelen zichtbaar te maken in de werk- en uitroeiingskampen. (Ik schreef daar eerder al over.) De Pride is politiek van aard maar tegelijk ook een feest. Het is een moment om samen te komen en de innerlijke diversiteit en levensvreugde van de gemeenschap te tonen, om letterlijk naar buiten te komen.
Paarsdag werd in 2010 gelanceerd toen een Amerikaanse scholier haar medestudenten opriep om allemaal in paars naar school te komen om hun solidariteit met hun queer klasgenoten en vrienden te tonen. Ze koos de kleur paars uit de Pride vlag omdat die staat voor spirit, voor de geest van solidariteit en verbondenheid binnen de gemeenschap. Ze noemde de dag dan ook Spirit Day. Deze dag draait om bondgenootschap: niet om de gemeenschap zelf per se, maar om het signaal van mensen die zelf cis gender en/of hetero zijn dat zij er voor deze kleine minderheid willen zijn, in woord en in daad.
Hoe kan zo’n verbindende dag dan polariserend werken?
1. Wat als je niet neutraal mag zijn?
Om te beginnen is de dag geen Pride, waarbij leden van de gemeenschap zelf samen komen om te feesten. Medestanders, geliefden, geïnteresseerden… ze zijn allemaal welkom, maar ze zijn bijkomstig. De Pride is een daad van politiek verzet van queer mensen zelf: wij komen in jullie publieke ruimte, wij breken in in jullie straatbeeld, en we doorbreken de ons opgelegde normen en rolpatronen. Het ziet er misschien vooral uit als een feestje met een paar weirdo’s en veel vrolijk uitgedoste mensen, maar de Pride parade is een manier om de gemeenschap in al haar moeilijke, vreemde en complexe diversiteit zichtbaar te maken.
De Paarsdag is letterlijk een dag waarbij bondgenoten gevraagd wordt om kleur te bekennen: ben je een bondgenoot van iemand in de gemeenschap, ben je tegen homofobie en transfobie, ben je voor gelijke rechten voor alle burgers ongeacht hun geslacht, gender of seksuele geaardheid (en daar reken ik dan netjes niet de parafiliën bij die gericht zijn op partners die geen toestemming kunnen geven)… dan draag je paars.
Automatisch verdeel je de leerlingen en leraren (en het ondersteunend personeel) in twee kampen: paars en niet-paars. Voor of… niet voor. Als je niet voor bent… ben je dan niet automatisch tegen?
Dat is hoe polarisatie werkt: over elk onderwerp kan je mensen op een lijn zetten, een spectrum. Helemaal aan het éne uiteinde heb je de absoluut overtuigde voorstanders, helemaal aan de andere kant de absoluut overtuigde tegenstanders. Stel bijvoorbeeld dat ik de vraag stel: mag je iemand doden? Bijna niemand zal zich onmiddellijk een overtuigde voorstander noemen, en heel wat mensen zullen instinctief zeggen: nee, natuurlijk niet. Maar dan kijk je naar concrete voorbeelden: zelfverdediging? Oorlog? Doodstraf? Euthanasie? Abortus? En plots wordt het een pak ingewikkelder.
In het midden van ons spectrum is altijd een groep neutrale mensen. Mensen die niet meteen heel erg het éne of het andere vinden. Meer naar de uiteinden vind je mensen die wél een mening hebben, maar daar niet super ver in gaan: soms omdat ze niet meteen heel erg overtuigd zijn, soms omdat ze net een heel genuanceerde en doordachte visie willen hebben. Nog een beetje verder vind je mensen die heel erg overtuigd zijn van hun gelijk en andere mensen ook mee proberen te overtuigen – heel vaak door zich af te zetten tegen ‘de andere kant’. (Denk terug aan wat ik eerder al schreef over hoe radicalisering werkt, maar ook aan het bewegen van het raam van Overton.)

Een Paarsdag waarbij je niet vraagt aan queer mensen zelf om zich te tonen, maar aan mensen om zich te uiten als bondgenoot… daar is eigenlijk geen ruimte voor die middelste groep. En nu kan je denken: hoe kan je nu niet voor of tegen zijn? Wel… daar zit al een probleem.
Enkele jaren geleden had ik een leerling die heel erg veel problemen had met homoseksualiteit en transseksualiteit. Ze was zo opgevoed en had dit ook zo geleerd vanuit haar religie. In het derde kwamen we plots tegenover elkaar te staan in de les: ze zei dingen die erg kwetsend waren voor haar klasgenoten waarvan zij niet wist dat ze queer waren maar ik als leraar wel, en dus daagde ik haar uit om die dingen ook tegen mij te zeggen. Het was één van de eerste keren dat ik mijn eigen geaardheid ter sprake bracht in de les, en het was eigenlijk een instinctief manoeuvre om de queer klasgenoten van die leerling even in bescherming te nemen. Gelukkig hadden we al een goede band, maar het was even moeilijk nadien. Het jaar daarop vroeg ze me tijdens een uitstap of ik geen vriend had. Of vriendin, voegde ze eraan toe. Dat vond ik een enorme stap voor haar: ze erkende, in een gesprek, dat dit een optie was voor mij. Het was een teken van respect voor mijn uniciteit.
In het vijfde hadden we een klassikaal gesprek over de vraag of holebi’s kinderen mogen hebben. Sommige leerlingen vonden vanuit hun religieuze overtuigingen van niet. Niet iedereen was daar geweldig respectvol over, maar zij legde heel rustig uit hoe de visie vanuit haar religie volgens haar was, hoe zij daar voor zichzelf tegenover stond maar ook dat zij die beslissing niet kon maken voor mensen die haar visie niet deelden. Ik herinner mij dat moment nog heel goed, omdat ik zo verdomd trots was op haar, en ontroerd door haar groei en haar bereidheid om bij te leren.
Zij zou neutraal willen zijn. Ze zou zichzelf nooit in eer en geweten een bondgenoot kunnen of willen noemen, maar ze wilde ook respectvol zijn voor mensen met een andere visie en een andere ervaring dan zij.
Er zijn veel redenen om die neutrale positie te willen behouden: onbehagen of een onveilig gevoel in de vriendengroep, bijvoorbeeld, of gewoon oprecht geen uitgesproken mening. Zelf queer zijn maar dat nog niet durven uiten, zoals één van mijn leerlingen vandaag in de les als voorbeeld gaf. Of een stille vorm van protest, niet zozeer omdat je geen bondgenoot bent van je queer vrienden en familieleden, maar omdat je het moeilijk hebt met het feit dat één minderheid meer liefde lijkt te krijgen dan de andere…

2. Wat als je zelf nooit zichtbaar wordt?
Dus we doen zo’n Paarsdag. Dat is tof. Je schijnt even het licht op een minderheid en je zegt: kijk, we weten dat jij als lid van die minderheid elke dag een beetje moet knokken, maar vandaag vieren we datgene wat jou een beetje anders maakt en zorgen we ervoor dat jij je ook aanvaard voelt. Maar queer leerlingen en leraren en medewerkers zijn niet de enige minderheid op school. En sommige minderheden worden zelden tot nooit gevierd.
Elk jaar op het Suikerfeest en het Offerfeest is er een hele commotie in de media over het feit dat islamitische leerlingen een dag extra verlof hebben! Hoofddoeken zijn verboden in de meeste Vlaamse scholen, ook bij uitstapjes, op stage of zelfs bij het afstuderen. Als een school bewust kiest om halal maaltijden de serveren, staan politici klaar om daar stemmen uit te slaan. Heel weinig scholen hebben een plekje waar islamitische leerlingen kunnen bidden, of zelfs hun hoofddoek opnieuw netjes schikken voor ze de schoolpoort verlaten.
Sommige scholen doen een Cultuurdag, waarbij je hapjes en drankjes van “je eigen cultuur” kan meebrengen. Maar de andere gewoonten, die zijn niet welkom. Dat je een beetje luider bent of een andere levensritme gewoon bent; dat je bepaalde dingen raar vindt en bepaalde vormen van wat voor je leraren ‘beleefdheid’ is niet kent [x]; dat je de taal waarin je les moet volgen niet helemaal machtig bent… dat zijn problemen. Er wordt moeilijk gedaan over je braids of je afro, over je rare kledij of het feit dat je je het meest comfortabel voelt in een jogging…
Sommigen scholen doen mee aan de Rode Neuzendag. Dan wordt er weleens iets verkocht voor het goede doel en wordt er eventjes aandacht besteedt aan mentale gezondheid. Heel vaak vertrekt dat vanuit iets heel algemeen, een soort all lives matter van mentale gezondheid. Vieren doen we dat zelden: jippie ADHD, woehoe dyscalculie! Oh, jij hebt een depressie? FIESTJE! Neurodivergentie is een probleem dat moet opgelost worden. Niks om te vieren.
Een oud-collega organiseerde vroeger een dag rond fysieke diversiteit, met een blinde spreker en een rolstoelparcours. Maar echt vieren? Nee, lichamen die afwijken van de norm staan zelden op een positieve manier in de schijnwerper.
Laat staan dat er een Ik-ben-arm-en-jij? dag zou zijn.
Sowieso ga je dus leerlingen hebben die zich uitgesloten gaan voelen. Die het gevoel hebben dat zij altijd in de schaduw staan. Dat zijn bewust onzichtbaar gemaakt worden. En dan kan je denken: jaloezie? Maar ik zou het eerder duiden als onrechtvaardigheid. Wat maakt dat één minderheid gevierd wordt en omarmd en gesteund; en de andere niet? Wat maakt dat de wereld naar één van ons kijkt en zegt: met jou wil ik solidair zijn. Maar de vraag of we ook solidair willen zijn met al die andere minderheden, die wordt ons nooit gesteld. Hoe eenzaam moet dat voelen?
En het helpt ook absoluut niet dat jongeren die behoren tot een minderheid heel vaak hindernissen, weerstand en zelfs openlijke vooroordelen en discriminatie ervaren in hun schoolloopbaan. Of het nu gaat over twee keer zo hard moeten werken om je leerstoornis te overwinnen of twee keer zo hard werken omdat je letterlijk na school mee het inkomen van je familie moet aanvullen, hoogstens krijg je een pluim van je leraar voor je harde werk, maar even vaak krijg je als feedback dan moet je maar wat harder werken of school moet wel prioriteit zijn. Leerlingen die een regenboogpin dragen worden anders behandeld dan leerlingen die de vlag van Palestina op hun mouw spelden. Mutsen en petten zijn toch van een ander kaliber dan een hoofddoek. En onze leerlingen ervaren enorm veel racisme.
Minderhedenstress is een ding. Beeld je in dat je bovenop alle dagelijkse problemen en zorgen ook nog steeds het gewicht van je anders-zijn meedraagt. Je bent niet alleen bezig les te volgen je bent ook bezig je zo hetero mogelijk te gedragen, zo wit mogelijk, zo on-moslim mogelijk, zo Vlaams mogelijk… Je wéét dat je extra kritisch bekeken zal worden omdat je dik bent, dus je bent altijd heel erg vrolijk en vriendelijk: niemand heeft graag een nukkige dikkerd. Je weet dat een slechte toets je in een depressieve spiraal terecht kan brengen, dus je hebt én stress voor de toets én stress voor de kans dat als de toets slecht is je ook nog eens gaat moeten vechten tegen je eigen hoofd. Je weet dat als je je boos maakt tegen die leraar die je nooit tweede kansen geeft, dat die jou zal zien als een ‘boze allochtoon’, dus je probeert extra rustig en geduldig te blijven.
Die constante extra laag stress over alle dagdagelijkse problemen heen, zorgt voor een groter risico op chronische mentale en fysieke gezondheidsproblemen. Nog een extra laagje stress, dus. Je daar geen zorgen over moeten maken, dat is een privilege.
En sommige mensen behoren tot een aantal minderheden tegelijk. Ik herinner me nog een gesprek met een moslima die ook op meisjes viel, en die me zei: Ik ben letterlijk nergens thuis. Te moslim voor de queer gemeenschap, die vaak angstig kijkt naar religies (een vooroordeel gebaseerd om een rijke geschiedenis aan vervolging en geweld, maar niettemin een vooroordeel), en te queer voor haar strenge islamitische familie. Probeer dan nog maar tot leren te komen. Of de jongedame die én ADD én ASS én dyslectie én hoogbegaafdheid in haar dossier heeft staan. Of de iet of wat sociaal stuntelige jongen die mollig én homoseksueel was in een extreemrechtse familie waar een échte man sterk en sportief is (en vooral niet homo). Intersectionaliteit betekent dat we kunnen lid zijn van verschillende minderheden tegelijkertijd.
En dat is meteen nog een reden om die neutrale zone op te willen zoeken: jongeren die queer zijn maar uit een heel erg homonegatieve en genderstereotype omgeving komen, die gaan het sowieso heel moeilijk vinden om zomaar één van beide kanten te kiezen. Voor hen is die neutrale middenzone noodzakelijk om te overleven.
3. Is het een misverstand, en helemaal niet hetzelfde?
Je hebt mij veel termen zien gebruiken die vaak geassocieerd worden met politiek links, en zelfs met politieke correctheid. Woorden als diversiteit, intersectionaliteit en privilege werken op sommige mensen als een rode lap op een stier (stieren zijn kleurenblind, maar soit). Het voelt alsof ze aangevallen worden omdat ze niet tot een minderheid behoren, en dat hun fout is. Dat voelt onrechtvaardig. Stel je eens voor dat je ook echt tot een minderheid behoort, en dat mensen doen alsof dat jouw fout is. Ook onrechtvaardig, nee?
In mijn inleiding verwees ik naar een paar reacties. Daar wil ik nog even op terug komen.
Is een geaardheid minder een keuze dan een geloof? Misschien lijkt dat zo, omdat een geaardheid iets is dat in je zit, en waar je geen afstand van kan nemen. Maar – voor wie niet gelovig is, is dit wellicht moeilijk te begrijpen – dat is niet anders voor een geloof. Ik heb zelf bijvoorbeeld niet gekozen voor mijn min-of-meer katholieke, voornamelijk New Age opvoeding – maar ze heeft wel mijn denken gevormd. Ik heb er niet bewust voor gekozen om te stoppen met geloven in God toen ik 12 was en nog minder om er terug in te geloven op mijn 23e. Mijn enige bewuste keuze was om er iets mee te doen, met dat geloof, om het vorm te geven en te integreren in mijn leven. Op dezelfde manier heb ik nooit bewust gekozen om niet alleen jongens leuk te vinden; en ook niet om opgevoed te worden in een gezin waarin dat altijd heel erg oké was. Mijn bewuste keuzes gaan over of ik iets doe met die gevoelens of niet, of ik die uit en daarover spreek, of niet.
Mij vragen om mijn geaardheid te verbergen of mijn geloof te verbergen, is hetzelfde. En het is voor mij ook hetzelfde om mij te vragen om mijn gekke hoofd te verbergen, of mijn dikke lijf.
En nu denk je misschien: ja, dat lijf kan je niet verbergen. Nee, inderdaad, dat kan ik niet. Net zomin als sommige mensen hun blindheid, huidskleur of kroeshaar kunnen verbergen.
We doen alsof queer zijn een vorm van zichtbare diversiteit is en geloof niet. Alle leerlingen moeten hetzelfde zijn geldt echter niet voor iedereen. Misschien zijn er goede redenen voor een school om hoofddoeken te verbieden, geen Cultuurdag te doen of wél geld in te zamelen voor Oekraïne maar niet voor de Armenen in Nagorno-Karabach of voor de vele hongerlijdende mensen in Yemen. Misschien zijn er goede redenen om wél een Paarsdag te doen. Maar dan moet je dat goed uitleggen. Als je dat niet doet, geef je het signaal dat de éne diversiteit welkom is en zelfs gevierd wordt, en de andere hoogstens iets dat je moet camoufleren zodat je hetzelfde bent als al de rest…
Als je jonge mensen dat gevoel geeft, dan kan je verwachten dat ze die éne gevierde minderheid gaan zien als een bliksemafleider voor alle stress, frustratie en gevoelens van machteloosheid die zich in hun opkroppen. Dan mogen we eigenlijk nog blij zijn dat ze dit uitwerken op een vlag, en niet op wie écht het onderwerp van hun woede zou moeten zijn: de leraren en onderwijsinstellingen die hen, onderbelicht, in de schaduw laten staan.
Prachtig empathisch, genuanceerd, wat was ik graag 25 jaar jonger en had ik jou als leerkracht…
LikeLike
Oei, en ik maak er een punt van alle comments toe te laten, dus nu zit ik met een super lief compliment onder mijn blogje…. Maar dankjewel!
LikeLike
De nagel op de kop als je het mij vraagt. Echt knap geschreven, Elke! Het geeft mij alvast veel inspiratie om volgend jaar mee aan de slag te gaan.
LikeLike
Dankjewel! Ik ben zelf nog wel op zoek naar hoe het anders / beter aan te pakken.
LikeLike
Goede bedoelingen, daar twijfel in niet aan, maar toch, als mijn kind op een school zou gaan waarop op zo’n manier een paarsdag aangemoedigd/sociaal verplicht/geïndoctrineerd wordt dan hou ik het die dag gewoon thuis
LikeLike
Wat zou je voorstellen als alternatief? Ik ben heel erg benieuwd! De dag werd nationaal ingericht, dus de meeste scholen hebben het op dezelfde manier aangepakt, vandaar dat ik de vraag stel.
LikeLike
Fantastisch artikel, prachtig geschreven ! 🙂
LikeLike
Dit is van het meest lucide wat ik over dit onderwerp al las. Het verdient ruimere verspreiding. Heel erg bedankt.
LikeLike
Oh, heel erg bedankt!
LikeLike