
Een comic van Gemma Correll
Na depressie en ASS, tijd voor nog eens een blogje over mentale gezondheid. En lekker dicht bij huis dit keer: de angststoornis! Mijn goede vriend, die mij flink probeert te helpen om een veilig leven te leiden maar me daardoor keer op keer (op keer op keer) de stuipen op het lijf jaagt.
Net zoals de meeste mentale stoornissen is ook de angststoornis een uitvergroting van normaal menselijk gedrag, in dit geval: alert zijn op mogelijk gevaar. Als je voorbij een hond wandelt die er bepaald schuimbekkend agressief uit ziet, dan neem je een stapje opzij – dat is heel logisch en rationeel, want die hond ziet eruit alsof hij jou zou kunnen aanvallen. Als je een dag naar zee gaat en het weer ziet er zo-zo uit, dan neem je zonnemelk en een regenjas mee – heel logisch want je kan op voorhand niet goed voorspellen wat je precies zal nodig hebben. En als je naar een feestje moet waar je alleen een handvol mensen kent, dan spreek je liefst af met één van dat handvol zodat je daar niet onnozel in je eentje staat te draaien – tenzij je superextravert bent, natuurlijk, en feestjes heerlijk vindt zolang de gasten niet ontiegelijk saai zijn.
Punt is: niets aan die situaties en de reacties erop is vreemd. Het zijn logische, rationele reacties op situaties die mogelijk pijnlijk, gevaarlijk, onaangenaam of gênant kunnen zijn.
Die reactie is niet louter rationeel, ze wordt vaak begeleid (voorafgegaan en/of gevolgd) door een gevoel. De hond zal misschien angst oproepen, de dubieuze weersvooruitzichten zullen je misschien wat tegenzin bezorgen bij het vertrekken, het idee van niemand te kennen op het feestje bezorgt je misschien wat stress. Die reactie is ons alarmsysteem: ons lichaam gebruikt emoties om onze aandacht te vestigen op die mogelijke problemen aan onze horizon. Angst waarschuwt ons voor de hond die ons zou kunnen aanvallen zodat we hem zouden kunnen omzeilen, voor het maffe weer zodat we ons tegen zon en regen zouden wapenen en niet verbranden of bevriezen, voor onze mogelijke positie als muurbloempje op het feestje zodat we ons niet zouden hoeven te schamen. Die emoties zitten in de weg van ons normale functioneren net omdat we zouden opmerken dat er iets in onze toekomst ligt waar we ons (meestal heel onbewust) wat zorgen over maken.
Maar geen probleem: we zetten ons daar wel over. Niet flauw doen, is een dooddoener in zo’n geval, of: Dat gaat allemaal best wel meevallen, ge gaat dat zien.
Maar wat als je alarmsysteem doorslaat? Wat als ELKE hond, of het nu een schuimbekkend monster is of een dartele teckel, ons een verlammende angst bezorgt waardoor we niet anders kunnen dan oversteken wanneer we er één zien of – nog erger – verstijven en niet meer kunnen bewegen? Wat als we nergens naartoe kunnen zonder een paraplu en zonnemelk, zelfs als het het midden van de winter is, en het idee van een van beiden vergeten te zijn genoeg is om terug naar huis te rijden? Wat als feestjes je een week op voorhand zoveel stress bezorgen dat je er niet van kan slapen, en als je slaapt droom je constant over alles wat er mis kan gaan op zo’n feestje – je kent helemaal niemand, je gooit wijn over de gastvrouw, iedereen die met jou praat biedt je een muntje aan omdat je adem stinkt, je bent je broek vergeten aan te trekken…?
Wat als je in die situaties plots stopt met ademen en begint te hyperventileren, of stopt met bewegen en ter plaatse bevriest en geen gezichten meer herkent en geen woorden meer begrijpt? (Dat heet dan een paniekaanval, en het is geen pretje.)
Wel, dan heb je een angststoornis. Je normale dagdagelijkse functioneren wordt zo hard in de war gegooid dat het te verstoord verloopt om nog ‘normaal’ te noemen.
Angststoornissen zijn de meest voorkomende psychische stoornis bij volwassenen. Vrouwen lopen een iets groter risico of zijn iets gevoeliger voor angststoornissen dan mannen, maar de marge is niet opvallend groot. Er zijn ook verschillende soorten, naargelang de focus van de angst bv. OCD of obsessieve-compulsieve stoornis waarbij je reactie op moeilijke situaties vooral de vorm van dwanghandelingen aanneemt, agorafobie waarbij je een vrees ontwikkelt om naar buiten te gaan (en dat kan heel verregaand zijn), PTSS (een stress-stoornis veroorzaakt door trauma) of een fobie voor honden of spinnen.
En ja, het gaat dan over de focus van de angst, niet de oorzaak. De angst is slechts een symptoom van iets anders, een onderliggend probleem. Angst is, geloof het of niet, de oplossing waar onze hersenen mee komen aanzetten om dat onderliggend probleem te counteren.
Bijvoorbeeld: we zijn ooit aangevallen door een hond. Wel, dat is een trauma, zeker als die aanval heftig was of pijnlijk, of we heel jong waren toen dit gebeurde. In dat geval gaan je hersenen proberen je te beschermen tegen een herhaling van dat trauma door telkens je een hond ziet een gigantisch alarm te laten afgaan. Eigenlijk heel rationeel, maar ook heel onhandig, zeker als je graag wandelt.
Of: we zijn gemakkelijk overprikkeld, zeker in situaties die nieuw zijn voor ons. Voor sommige mensen heeft dit te maken met een andere psychische stoornis zoals ASS of depressie, voor anderen is dit gewoon een persoonlijkheidseigenschap zoals perfectionisme, hoogsensitiviteit of introvertie. Maar voor mensen die snel overprikkeld geraken geldt dat sociale situaties altijd veel eisen van ons, en achteraf voelen we ons vaak heel moe. Wat meer is, omdat we de neiging hebben die situaties te gaan vermijden (omdat we merken dat we er heel moe en ongemakkelijk van worden), worden we er ook slechter in: sociale contacten verlopen minder vlot omdat we niet geoefend zijn, onze lichaamstaal schreeuwt uit ‘laat me gerust’ dus mensen gaan ons vermijden, we staan letterlijk tegen de muur als een plant en tellen de minuten tot we naar huis kunnen. Dat is een vicieuze cirkel waarbij we heel vermijdend gedrag beginnen te vertonen en op den duur gewoon niet meer naar feestjes of drukke sociale gelegenheden gaan.
Of: we zijn heel erg moe, overwerkt en gestresseerd. Als dat gebeurt, dan wordt het moeilijker om beslissingen te maken. Kiezen wordt soms zelfs onoverkomelijk, waardoor we niet kiezen en gewoon alles proberen te doen, of helemaal niks meer. Denk aan hoe moeilijk het is om midden in de proefwerkenperiode nog rustig na te denken over welk stuk van economie je eerst gaat herhalen, of hoe je je voelt als je ’s avonds na een heel zware dag vol vergaderingen voor de koelkast staat en moet beslissen wat je gaat eten. Je hoofd is zo ongelofelijk moe, dat het geen bos meer ziet doorheen alle mogelijke keuzebomen. En dan doe je of alles (en studeer je een nachtje door) of je doet niks (en trekt de laatste zak chips open). Als we dat signaal missen, en dat is een heel belangrijk signaal, en gewoon doordoen en ons herpakken en al die andere clichés, knallen we geheid tegen onszelf aan: elke situatie vergt immers keuzes, en als keuzes je stress bezorgen en paniek is je alarmbel om je te verwittigen dat een situatie je mogelijk stress kan bezorgen, dan heb je dus constant stress. Tot je stopt met dingen doen.
Je merkt wellicht ondertussen een patroon: er is een probleem, je hersenen creëren een alarm en jij ontwikkelt vermijdend gedrag. Je vermijdt de gevaarlijke hond door over te steken, keuzestress door beide vormen van bescherming mee te nemen, gênante momenten door niet naar het feestje te gaan.
Het symptoom (de angst) wordt dus altijd groter en groter, en moeilijker en moeilijker beheersbaar, tot ze het eigenlijke onderliggende probleem helemaal overschaduwt.
Maar wat is dan dat probleem? Dat is niet voor iedere persoon met een angststoornis hetzelfde. Ik noemde reeds oververmoeidheid, stress, andere psychische stoornissen en trauma als mogelijke oorzaken, maar er zijn er meer. Zo heeft middelengebruik (zowel medicatie, alcohol, cafeïne en nicotine als illegale drugs) een invloed op onze hersenen, en zijn angststoornissen erfelijk. Daarnaast zijn er ook factoren die iemand gevoeliger kunnen maken zoals grote veranderingen of alleen staand zijn. En dat laatste is heel erg logisch: als er nooit iemand is om jou te helpen kiezen, ontwikkel je sowieso keuzestress. En voor een moe hoofd kan keuzestress gemakkelijk overslaan in paniek of angst.
Angststoornissen kunnen beperkt zijn in de tijd en gebonden aan één specifieke situatie; langer duren en soms zelfs chronisch zijn.
We hebben nu al een aantal symptomen gezien. Ik zet ze nog even op een rijtje:
- Paniekaanvallen. Er zijn eigenlijk ruwweg twee soorten: een implosie en explosie. De explosie is goed zichtbaar (lekker gênant) want omvat hyperventilatie, trillen, wenen en soms flauwvallen. De stress wordt zo groot dat je niet meer deftig kan ademen, en dat zet de hele santenboetiek in gang. De implosie vergelijk ik zelf altijd met je computer die in slaapmodus gaat staan omdat je al te lang naar hetzelfde filmpje aan het kijken bent: je hersenen stoppen simpelweg met beslissingen nemen en in extreme gevallen met het bewust verwerken van informatie. Dat ziet er langs buiten uit als bevriezen – het spreekwoordelijke konijn in de koplampen van een aankomende auto. Intern kan dit gepaard gaan met het niet langer begrijpen van prikkels bv. stemmen horen maar de woorden niet verstaan of gezichten zien maar niet herkennen.
- Dwanghandelingen: Dit zijn dingen die je niet niet kan doen. Je moet de deurknop drie keer omdraaien want als je dat niet doet voel je je een hele dag slecht. Je moet je handen wassen want anders walg je van alles wat je vast neemt. Je moet je geluksbrenger bij hebben want anders ga je buizen op je toets. Ook compulsief te vroeg of te laat komen en liegen zijn dwanghandelingen die vaak voorkomen bij mensen met een angststoornis. Je weet dat iets een dwanghandeling is als je jezelf niet kan dwingen (noch door straffen of belonen) om het niet te doen, of je je daarna heel erg slecht voelt als je daar dan toch in geslaagd bent.
- Dwanggedachten: Dit zijn gedachten die plots – floep – aan de voorgrond van je denken komen, schijnbaar uit het niets, en waar je geen controle over hebt. Dat komt omdat ze uit je onbewuste denken komen: je hersenen zijn constant aan het werken en verwerken (anders zouden we voortdurend stoppen met ademen en omvallen, bijvoorbeeld) en soms gooien ze een handige tip jouw bewuste denken uit. Je kan het vergelijken met intuïtie: dat buikgevoel dat je zegt dat je best niet met die dronken kerel meegaat naar buiten, of dat er iets grondigs mis is met je beste vriendin nog voor je haar goed en wel gesproken hebt, gewoon op het zicht. Doorgaans is intuïtie lekker handig omdat het gebruik maakt van alles wat we geleerd hebben zonder dat wij bewust moeten nadenken. Maar we leren ook heel veel foute dingen, en dwanggedachten hebben de onhebbelijke neiging op dat tweede terrein te zitten. Dwanggedachten hebben vaak te maken met zekerheden over de toekomst (Vandaag gaat er een bom zijn op het concert van Justin Bieber of Deze trein waar ik op zit gaat botsen, ik voel het), onzekerheden over onszelf (Die vrouw kijkt vies naar mij, zou er iets mis zijn met mijn kleren? of Ik hoop dat mijn baas niet ontdekt dat ik geen idee heb wat ik aan het doen ben) of slechte oplossingen voor problemen. Je weet dat iets een dwanggedachte is als je goede redelijke argumenten kan geven waarom de gedachte fout is, en ze toch blijft opduiken en vrij overtuigend blijft .Mijn favoriete voorbeeld uit mijn eigen leven is die keer dat ik bij het afwassen een glas gebroken had door het per ongeluk tegen de wasbak te tikken en mijn eerste gedachte – swear to God – was: Als ik nu dood was hé, dan had ik dat niet voorgehad. Minst. Constructieve. Gedachte. Ooit.
- Piekeren: een alternatieve vorm van dwangmatig denken waarbij je niet noodzakelijk inhoudelijk altijd hetzelfde denkt, maar vormelijk. Bv. je denkt altijd automatisch dat alles jouw fout is en analyseert elke situatie tot in de details; of je bedenkt honderden scenario’s over hoe iets kan fout gaan; of je bereidt honderden scenario’s voor voor dat telefoongesprek van de volgende dag… Piekeren is waanzinnig vermoeiend, en dus één van die factoren die ervoor zorgt dat angststoornissen in een spiraal gaan: je bent moe, daardoor ga je piekeren, daardoor word je nog vermoeider, daardoor ga je nog meer piekeren, etc…
- Slaapstoornissen. Ben jij nog niet moe ondertussen, van dit allemaal te lezen? Dat dus. Plus: stress en adrenaline hebben de neiging hand in hand te gaan, en een lijf vol adrenaline slaapt niet.
- Vermijdend gedrag, waarbij je de focus van je angst uit de weg gaat. Dit houdt ook in dat je regelmatig plannen op het laatste moment afzegt, bijvoorbeeld, en kan ook liegen, weglopen en bewust ruzie maken om af te leiden van iets anders omvatten.
- Angst. Ja, dat lijkt een dooddoener, maar het verbaasde mij enigszins toen ik tot de conclusie kwam dat al mijn vreemde angsten een symptoom waren van een angststoornis en niet gewoon ik die een asociale aansteller was. The shit you learn about yourself as you grow older. Angst is niet hetzelfde voor iemand met een angststoornis als voor iemand met een normaal alarmsysteem. Angst betekent immers dat je tussen paniekaanvallen en triggers door ook nog steeds constant angstig bent. Het is een soort achtergrondruis waar je je voortdurend net van bewust bent, doorgaans niet genoeg om te storen maar je hoort het wel. Die angst is niet alleen (noodzakelijk) een angst voor de focus van de angst, bv. honden of zonnebrand, maar een angst voor de angst. Je wacht voortdurende de volgende trigger en dus de volgende paniekaanval af. Hoe dichter de paniekaanvallen bij elkaar liggen, hoe groter de angst-voor-de-angst tussenin, hoe sneller de volgende paniekaanval komt. Opnieuw zo’n spiraal-factor.
Is er een behandeling? Yup! Er zijn eigenlijk twee problemen bij een angststoornis: de paniekaanvallen, en de tijd tussen de paniekaanvallen. Voor buitenstaanders is dat eerst heel zichtbaar en soms heel akelig, maar de tijd tussenin gaat doorgaans aan hen voorbij. Dit komt omdat mensen met een angststoornis heel veel dingen doen om te compenseren of te camoufleren. Vermijdend gedrag is het meest voorkomend, zoals ik hierboven al uitlegde, maar er zijn nog andere manieren om met angst om te gaan, bv. door dwanghandelingen uit te voeren (drie keer checken of de deur toch wel op slot is, altijd je talisman mee hebben, op je nagels bijten, bepaalde kleding aandoen die je afsluit voor prikkels of minder opvallend zichtbaar maakt, etc…) of door je heel erg anders voor te doen dan je je voelt (extra veel prikkels opzoeken, jezelf constant dwingen om over je grens te gaan, heel extravert of zelfzeker doen…) Niks van dat alles is bepaald gezond, maar het helpt wel om de tijd tussen paniekaanvallen draaglijk te maken, het geeft je een gevoel van controle. Maar dat is ook alleen maar een gevoel.
Wat je eigenlijk nodig hebt, is therapie. Er zijn twee soorten therapie die hoog aangeschreven staan voor mensen met een angststoornis. De eerste is degene die je het meest in fictie tegenkomt: systematische desensitisatie confronteert iemand met de focus van de angst zodat je je specifieke angst kan overwinnen. Dat werkt als je een heel specifieke fobie hebt voor bijvoorbeeld honden of spinnen, en het kan ook helpen voor mensen met OCD die smetvrees ontwikkeld hebben en geen vuile dingen durven aanraken, of die niet over gebarsten tegels kunnen stappen. Door in confrontatie met de focus van je angst te gaan, leren je hersenen dat een situatie waarin er een hond is of een gebarsten tegel niet noodzakelijk gevaarlijk is en ze dus niet automatisch dat alarm moeten laten afgaan.
Systematische desensitisatie is minder behulpzaam voor mensen met een sociale angststoornis, een acute stress-stoornis, PTSS of een gegeneraliseerde angststoornis. Hun angsten zijn vaak veel minder specifiek, en ook minder gemakkelijk te voorspellen. In het geval van een gegeneraliseerde angststoornis kan er ook sprake zijn van migrerende angsten: de ene maand ben je doodsbenauwd voor katten, de volgende maand durf je geen eieren meer eten uit angst dat je salmonella gaat krijgen. In zo’n geval volg je best cognitieve gedragstherapie, waarbij de focus ligt op het veranderen van je gedachten.
Daarnaast kan ook medicatie helpen. Er zijn specifieke middelen binnen de groep van de antidepressiva, met name SSRI’s, die de opname van serotonine reguleren en ervoor kunnen zorgen dat je tijdelijk minder prikkelgevoelig bent. Minder prikkels betekent minder situaties die je stress kunnen bezorgen, en dat betekent minder paniek. Anderzijds creëert dit ook rust voor de hersenen, die minder hard moeten werken aan het bewust verwerken van prikkels en een wakker hoofd is een blij hoofd.
Maar even belangrijk als die behandeling is een flinke dosis zelfzorg, en dat is goed voor ieder van ons. En als we alles eens op een rijtje zetten, dan is er heel wat dat je kan doen.
- Wegblijven van stimulerende of geestesveranderende middelen. Tenzij je om medische redenen antidepressiva, antipsychotica of andere psychofarmaca moet nemen, blijf je daar best vanaf. Ritaline nemen om beter te studeren, bijvoorbeeld, is een beetje waanzin; net als antidepressiva nemen gedurende een lange tijd om beter te kunnen slapen. Psychofarmaca klooien wat in het rond in je hoofd, en soms kan dat echt nodig zijn maar doorgaans niet. En hoe fijn hallucinogene middelen ongetwijfeld zijn – ik denk aan een joint of een paddenstoel uit Alice In Wonderland – ook dat doet iets met je hoofd. Regelmatig gebruik van geestesveranderende middelen heeft een impact op je hersenen, en is eigenlijk een beetje vragen om problemen – en al helemaal als je een maf hoofd hebt.
- Genoeg slapen. Vermoeidheid is een cruciale factor in het ontstaan van stress en keuzestress en het uit de hand lopen van een angststoornis. Een wakker hoofd is een blij hoofd.
- Gezond eten en genoeg bewegen. Jaja, allemaal clichés, maar desondanks waar: je dieet heeft een impact op je gemoed, en veel suikers en vetten zijn al vaker wetenschappelijk gelinkt aan depressie en angst. Beweging plaatst je in je lichaam en uit je denken, en helpt je bloedsomloop en ademhaling, wat ook kan helpen bij het controleren van hyperventilatie.
- Lief zijn voor jezelf. Dit vind ik zelf een heel moeilijke, maar net daarom voor mij één van de belangrijkste. Het heeft geen zin om boos te worden op jezelf omdat je rare dingen doet of weeral ligt te piekeren en niet kan slapen of toch niet de bus durft op te stappen… Je kan daar nu eenmaal niets aan doen. Je kan wel erkennen dat je hersenen je proberen te helpen, hoe klunzig ook, en daar dankbaar voor zijn. (Zoals die keer dat een vriend van me een andere vriend probeerde te troosten door hem een rol toiletpapier aan te bieden als zakdoek.) Het heeft ook geen zin jezelf te vergelijken met anderen: wat jij doet is wellicht normaal voor jou en jouw hoofd. Wat wel zin heeft is na te gaan of wat je doet goed en behulpzaam is voor jezelf op langere termijn, en zoniet: of je de middelen hebt of kan vinden om daar iets aan te veranderen. (Het antwoord op die vraag is trouwens altijd ja.)
- Mediteren! En nee, je hoeft daarvoor geen yogamatje te kopen en jezelf in maffe bochten te wringen als dat voor jou niet werkt. Mediteren is niets meer of minder dan je volledige aandacht in je lichaam plaatsen in plaats van in je denken. Mindfulness is een wetenschappelijk onderbouwde, seculiere manier van mediteren die voor mij heel goed werkt, maar ook bidden, kunst maken, sporten, dansen of in de natuur gaan zitten kunnen werken als een meditatieoefening. Het belangrijkste is dat je hoofd de kans geeft om tot rust te komen, om in je lichaam neer te dalen en het te leren kennen en observeren zodat je symptomen beter kan opsporen en aanvallen kan voorkomen, dat je je ademhaling leert reguleren en dat je momenten leert inbouwen die louter en alleen voor jezelf zijn. Je meditatiemoment mag zelf geen stressor of trigger worden, dat zou al te gek zijn, maar rustmomenten inbouwen om die vaardigheden aan te leren en te blijven oefenen is wel echt heel erg belangrijk – voor elk mens eigenlijk, of ie nu een maf hoofd heeft of niet.
- Leren plannen. Structuur en voorspelbaarheid opbouwen in je leven is belangrijk om rust te creëren. Hoe minder beslissingen je op de dag zelf moet maken, hoe beter. Denk ook aan een maaltijdplanning, bijvoorbeeld, zodat je nooit nog die zak chips hoeft open te trekken, en een kuisschema.
- Een goed netwerk opbouwen. Omring je met mensen die weten wat jouw probleem is en wat je triggers zijn en die je kunnen helpen om na te denken over bossen waar jij alleen bomen ziet. Samen nadenken helpt om de verschillende opties te kunnen zien en af te wegen, iets wat een moe en angstig hoofd niet zo goed kan. En voor je nu denkt: Dat zou ik nooit durven, bedenk dat naar schatting 40% van alle volwassenen ooit in haar leven te maken krijgt met een angststoornis. Dat wil zeggen dat als je vijf mensen aanspreekt, de kans heel groot is dat één van hen op z’n minst iemand kent die hetzelfde meemaakt als jij. Bonuspunten voor geen energie meer hoeven te steken in doen alsof alles oké is en compenseren/camoufleren, en voor het feit dat schaamte voor de stoornis zelf angststoornissen vaak nog veel erger maakt.
En er is niks om je voor te schamen. Niet alleen zijn er heel veel mensen met deze stoornis, maar ze is eigenlijk gewoon een teken dat je goed voor jezelf wil zorgen maar niet altijd goed weet hoe. Maar, als je jezelf herkende in deze tekst is het misschien wel tijd om eens met iemand te praten: een huisarts is altijd een goede start, een psycholoog of vertrouwenspersoon op het werk of op school ook.
En vooral: rustig blijven ademen. The way out is through.
Meer lezen:
Omdat angststoornissen zo’n moeilijk uit te leggen dingen zijn, proberen veel mensen met een angststoornis zich uit te drukken op een andere manier. Een paar voorbeelden:
Catherine Lepage mediteerde op haar verhoudingen tot creativiteit doorheen haar angststoornis.
Charlotte Gomez tekende voor BuzzFeed situaties waarin gewone conversatie vertaald worden naar dwanggedachten, and she’s pretty spot on.
Gemma Cornell tekent illustraties rond haar eigen mentale gezondheid, waaronder angst en depressie.
Katie Crawford maakte foto’s om het gevoel van een paniekaanval en angst in het algemeen uit te drukken.
Nick Seluk (a.k.a. The Awkward Yeti) illustreerde het verhaal van Sarah Flanigan over hoe zij met haar angsten omgaat
Pranita Kocharekar maakte kleine tekeningen met de hulp van haar internetvolgers om een angststoornis bevattelijker te maken.
Wel goed met woorden:
Bridget Todd schreef over haar oplossingsstrategieën.
Emma Stone praat met Stephen Colbert over haar angststoornis, waarvoor ze al op haar zevende in therapie ging en waarbij improvisatie haar heel erg hielp. En Stephen Colbert blijkt ook paniekaanvallen gehad te hebben aan de start van zijn carrière. Zie je wel: als je praat is de kans groot dat de ander ook iemand kent die hetzelfde heeft als jij.
Jeroen Verhelst schrijft op zijn blog over zijn persoonlijke ervaringen met angst.
Jordan Raskopoulos gaf een excellente TED-talk over high functioning social anxiety disorder of zoals zij ons noemt shy-louds.
Joe Kowan legt uit hoe hij zijn podiumangst overwon door er een deel van zijn act van te maken.
Kristin Bell sprak met Sam Jones over haar angststoornis en depressie, haar eigen coping mechanisme van altijd het fijne vrolijke meisje te spelen en haar familiegeschiedenis.
Lisa McElroy schreef voor Slate over haar ervaring met mentale gezondheid (en angst in het bijzonder) als academicus. En iets met leeuwen.
Marina Watanabe (marinashutup) praat over haar ervaring van haar eigen sociale angststoornis, waaronder bang zijn om bang over te komen, maar ook over de ernst van de aandoening en de manier waarop we soms ‘ik ben een beetje verlegen’ verwarren met ‘ik sta doodsangsten uit als de telefoon gaat’
Martin Freeman probeert het punt te maken dat hij een avocadofobie heeft (en stikken, wat een erkende fobie is.)
Sam Blum schreef over een weinig gekend symptoom van sociale angststoornissen, nl. paruresis: de angst om naar het toilet te gaan (waar anderen bij zijn).
Sangu Delle praat over mentale gezondheid in een Ghanese context vanuit zijn eigen ervaringen met angst en PTSS.
Scott Stossel schreef een gedetailleerde maar waanzinnig interessante analyse van zijn vele fobieën en angststoornissen, de manier waarop hij probeerde beterschap te vinden voor zichzelf (en vaak mislukte) en de link naar genetica. Stossel analyseerde ook Charles Darwins’ dagboeken om een licht te schijnen op diens angststoornis, en je vindt uittreksels uit zijn boek hierover hier.
Tracey Clayton schreef voor Buzzfeed over haar positieve ervaring met medicatie voor haar angststoornis.
Will Wheaton, mijn eerste Star Trek-crush, praat over zijn mentale gezondheidsproblemen waaronder een gegeneraliseerde angststoornis en chronische depressie.
Beetje wetenschap:
Anne Marie Albano legt de neurologische basis van angst uit voor Big Think (de amygdala die staat voor fight-flight-freeze en voor paniek kan zorgen, en de cortex die voor zorgen zorgt), en in één moeite door hoe ons zenuwsysteem daar ook op afgestemd is.
Cracked gooit er wetenschap tegenaan: niet om te verklaren of behandelingen te vinden maar omdat ze daar geloven – in de geest van dit blogje – dat beter begrijpen hoe je lijf werkt, helpt om jezelf beter te begrijpen en beter met jezelf te kunnen leven.
The Guardian bracht een aantal mensen samen om een dieper inzicht te krijgen op de eigen aard van angststoornissen t.o.v. gewone kopzorgen en stress.
Joseph Ledoux schreef in 2013 voor The New York Times een opiniestuk over een nieuwe vorm van gedragstherapie die de amygdala in de hersenen aanleert om in plaats van vermijdend gedrag, actief omgaand gedrag te vertonen. Een ander alternatief zou EEG of neurofeedback kunnen zijn.
The Atlantic publiceerde een stukje over de rol van schoolverpleegkundigen (iets wat ze in de V.S. op een andere manier hebben dan wij) in het integreren van jongeren met een angststoornis in het schoolse leven. Olga Khazan deed voor hetzelfde magazine een interview met Stefan G. Hofmann van het Social Anxiety Programme aan de Universiteit van Boston over sociale angststoornissen in het bijzonder.
En nog in The Atlantic: deze iet of wat geruststellende lijst van mensen die voor hun job spreken voor publiek met een fobie van spreken voor publiek.
7 gedachtes over “84. Wat is een angststoornis?”